15.3 herhalen en opdrachten maken

15.3 herhalen en opdrachten maken
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

15.3 herhalen en opdrachten maken

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

chiasma
chiasma opticum
oogzenuwen "kruisen" en een deel van de zenuwen gaat naar de andere hersenhelft

Afstand en diepte zien, daar heb je input van beide ogen voor nodig, waarbij het beeld in de hersenen overlapt.

Slide 7 - Diapositive

Persoon P kijkt naar een voorwerp dat zich op 8 meter afstand van zijn ogen bevindt en daarna kijkt hij naar een voorwerp dat zich op 1 meter van zijn ogen bevindt. Gaan er bij deze verandering impulsen naar het straalvormig lichaam in zijn ogen? Zo ja, neemt daardoor de spanning in de lensbandjes af of toe?

Slide 8 - Question ouverte

Terwijl persoon P naar het voorwerp op 1 meter afstand van zijn ogen kijkt, verandert er iets in zijn omgeving waardoor de kringspieren van de irissen van zijn
ogen zich samentrekken.
Welke verandering kan dat zijn geweest?

Slide 9 - Question ouverte

Persoon Q kan alleen voorwerpen op een afstand van ongeveer 8 meter scherp
zien. Voorwerpen die dichterbij of verder weg zijn, kan hij niet scherp zien.
Q krijgt vanwege zijn beroep een bril met speciale glazen. Deze zijn zo geslepen
dat de bovenste helften van de glazen de werking hebben van bolle lenzen en de onderste helften die van holle lenzen. Persoon Q heeft zijn bril op. Hij verplaatst zijn blik van een voorwerp dat zich op 1 meter afstand bevindt en dat hij scherp ziet, naar een voorwerp op 20 meter
afstand. Beide voorwerpen bevinden zich op dezelfde hoogte.
Welke beweging moet hij maken zodat hij het voorwerp op 20 meter afstand scherp kan zien?
A
Hij moet zijn hoofd naar achteren kantelen.
B
Hij moet zijn hoofd naar voren kantelen.
C
Hij moet zijn oogleden neerslaan.
D
Hij moet zijn ogen half dichtknijpen.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Geef antwoord op de vorige slide.

Slide 12 - Question ouverte

Leg uit waardoor scheelzien een lui oog kan veroorzaken (3p).

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Geef antwoord op de vorige slide

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Geef antwoord op de vorige slide.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Geef antwoord op de vorige slide.

Slide 19 - Question ouverte