Letterlijk en figuurlijk

Letterlijk en figuurlijk
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Letterlijk en figuurlijk

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen. 
Aan het einde van de les ken je 5 spreekwoorden/ uitdrukkingen. 

Slide 2 - Diapositive

10

Slide 3 - Vidéo

Typ een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik

Slide 4 - Question ouverte

Letterlijk of figuurlijk?
Voor aap staan.

Slide 5 - Question ouverte

Letterlijk of figuurlijk?
Je komt nog te laat.

Slide 6 - Question ouverte

Letterlijk of figuurlijk?
Van een mug een olifant maken.

Slide 7 - Question ouverte

Letterlijk of figuurlijk?
Hij ging er als een haas vandoor.

Slide 8 - Question ouverte

Letterlijk of figuurlijk?
Je ziet het vanzelf.

Slide 9 - Question ouverte

Kort samengevat:
Letterlijk: je zegt precies wat je bedoelt.
Figuurlijk: je zegt wat anders dan je bedoelt.

Slide 10 - Diapositive