Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 100 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Les buts
Aan het eind van dit lesuur....
Je kunt je afgelopen vakantie beschrijven.
Je kunt de passé composé met avoir en être gebruiken.
Je kunt dingen omschrijven.
Je kunt een zin eenvoudiger maken door een persoon of ding te vervangen door le, la, l’ of les.
Slide 2 - Diapositive
Le planning
Krijgen jullie uitleg over de passé composé (Grammaire D) (10 minuten)
Spelen we een quiz over de passé composé (20 minuten)
Krijgen jullie uitleg over het persoonlijk voornaamwoord le,la,l' en les (10 minuten)
Maken we wat vraagjes in Lesson Up (10 minuten)
Spelen we een kahoot over het persoonlijk voornaamwoord le, la, l' en les (15 minuten)
Maken we de opdrachten (15 minuten):
Chapitre 3 D les exercices 16a,16c,16d, 17, 18
Chapitre 3 H les exercices 29, 30, 31, 32a (was al huiswerk geweest)
7. Einde van de les (10 minuten)
Slide 3 - Diapositive
Commençons le ...
Slide 4 - Diapositive
Het huiswerk was....: -Faites l’interro chapitre 3 vocabulaire G (zie planner van vorige week) -Faites Chapitre 3 G les exercices 26, 27 -Suivez l’explication de la grammaire (bekijk en luister naar de uitleg van grammatica, 29b van hoofdstuk 3) -Faites Chapitre 3 H les exercices 29, 30, 31, 32a
Ik heb dit niet af
Ik heb dit gedeeltelijk af
Ik heb dit af
Slide 5 - Sondage
Passé Composé
Slide 6 - Diapositive
De passé composé wordt dus:
donner(geven)
vendre (verkopen)
finir (eindigen)
j'
ai donné
ai vendu
ai fini
tu
as donné
as vendu
as fini
il/elle/on
a donné
a vendu
a fini
nous
avons donné
avons vendu
avons fini
vous
avez donné
avez vendu
avez fini
ils/elles
ont donné
ont vendu
ont fini
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
quizizz.com
Slide 10 - Lien
Au travail
Faire:
Quizizz
timer
20:00
Slide 11 - Diapositive
LE PRONOM PERSONNEL
Slide 12 - Diapositive
Persoonlijk voornaamwoord
Lijdend voorwerp veranderd in -> Le, la, les of l'
Het veranderd dan in -> hem/haar/ze/het
Slide 13 - Diapositive
Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
VORM
Le -> Mannelijke woorden/personen = Tu sais leprof?
Oui, je le sais
La -> Vrouwelijke woorden/personen = Tu regarde la télé?
Oui, je la regarde.
L' -> Le/la voor een klinker/stomme H = Tu as rencontré le chef?
Oui je l'ai rencontré.
Les -> woord meervoud / meerdere personen = Tu as bu les boissons?
Non, je ne les ai pas bu.
Slide 14 - Diapositive
Lijdend voorwerp vervangen:
Plaatsing:
Het persoonlijk voornaamwoord le, la, l' of les staat ALTIJD voor de infinitief (hele werkwoord)
Staat er geen infinitief? Dan plaats je het voor de persoonsvorm
Le
Mannelijk
La
Vrouwelijk
L'
Klinker
Les
Meervoud
1. infinitief
Nous allons le visiter
2. P.V.
Nous le visitons
Slide 15 - Diapositive
Bron I: le pronom personnel (1)
Plaats in de zin: Heel werkwoord in de zin? le/la/les/l' voor het hele ww Anders --> le/la/les/l' voor de persoonsvorm
BV: Ma mère va acheter les fleurs les fleurs = les Ma mère va les acheter
Slide 16 - Diapositive
Vervang in onderstaande zinnen het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Kies uit: le, la, l’ of les. Schrijf de nieuwe zin helemaal op.
Je veux trouver mon agenda.
Slide 17 - Question ouverte
Vervang in onderstaande zinnen het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Kies uit: le, la, l’ of les. Schrijf de nieuwe zin helemaal op.
Il a raconté l'histoire
Slide 18 - Question ouverte
Vervang in onderstaande zinnen het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Kies uit: le, la, l’ of les. Schrijf de nieuwe zin helemaal op.
J'ai rencontré le footballeur.
Slide 19 - Question ouverte
Vervang in onderstaande zinnen het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Kies uit: le, la, l’ of les. Schrijf de nieuwe zin helemaal op.
Tu donnes un cadeau.
Slide 20 - Question ouverte
Vervang in onderstaande zinnen het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Kies uit: le, la, l’ of les. Schrijf de nieuwe zin helemaal op.
Vous achetez des fleurs.
Slide 21 - Question ouverte
Vervang in onderstaande zinnen het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Kies uit: le, la, l’ of les. Schrijf de nieuwe zin helemaal op.
Nous voulons la pizza.
Slide 22 - Question ouverte
play.kahoot.it
Slide 23 - Lien
Au travail
Chapitre 3 D les exercices 16a,16c,16d, 17, 18 Chapitre 3 H les exercices 29, 30, 31, 32a (was al huiswerk geweest)
timer
15:00
Slide 24 - Diapositive
Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord
Je connais cette chanteuse.
A
le
B
la
C
l'
D
les
Slide 25 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord
Tu veux regarder ce film français ?
A
le
B
la
C
l'
D
les
Slide 26 - Quiz
tu (choisir = kiezen, passé composé)
passé composé
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi
Slide 27 - Quiz
vous (aller = gaan, passé composé)
passé composé
A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées
Slide 28 - Quiz
Elles... (passé composé)
A
sont restées
B
sont resté
C
sont restée
D
sont restés
Slide 29 - Quiz
Passé Composé: Hij heeft gedaan
A
Il a fait
B
Il as fairé
C
Ils ont faire
D
Il est fait
Slide 30 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord
Nous voulons voir son dernier concert.
A
le
B
la
C
l'
D
les
Slide 31 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord
J'ai vu tous ses concerts.
A
le
B
la
C
l'
D
les
Slide 32 - Quiz
Elle... (passé composé)
A
est parti
B
sont partie
C
est partie
D
est partis
Slide 33 - Quiz
Passé Composé: Ik ben geweest
A
Je suis être
B
Je suis êté
C
J'ai été
D
J'ai être
Slide 34 - Quiz
Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord
J'écoute ma chanson préférée.
A
la
B
le
C
l'
D
les
Slide 35 - Quiz
"Je donne un livre"
Wat is de goede zin waar "un livre" vervangen is door een persoonlijk voornaamwoord?
A
Je le donne
B
Je la donne
C
Je lui donne
D
Je leur donne
Slide 36 - Quiz
Comment tu as trouvé le cours?
😒🙁😐🙂😃
Slide 37 - Sondage
Devoirs
Réviser (herzien/terugkijken):
Grammaire D et Grammaire H (p.127)
Faire:
Chapitre 3 D les exercices 16a,16c,16d, 17, 18 Chapitre 3 H les exercices 29, 30, 31, 32a (was al huiswerk geweest)