Klas 1A - Engels

Klas 1A - Engels
Welcome!
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Klas 1A - Engels
Welcome!

Slide 1 - Diapositive

To do
  1. Log in op je laptop
  2. Ga naar internet 
  3. Typ bovenin de zoekbalk: lessonup.app
  4. 4.
  5. Toets de code in die mevrouw laat zien

Slide 2 - Diapositive

Goals! (Doelen)
Aan het einde van de les weet je:

  • Hoe jij je voor kan stellen aan een ander
  • Hoe jij kan vragen hoe een ander heet
  • Wat jouw leeftijd is in het Engels

Slide 3 - Diapositive

Wat kun je zeggen als begroeting in het Engels?

Slide 4 - Carte mentale

2

Slide 5 - Vidéo

00:08
Wat is de naam van deze mevrouw?
A
Miss Spinneweb
B
Miss van Dijk
C
Miss Webb

Slide 6 - Quiz

00:17
Hoe oud is Tom?
A
11
B
12
C
13

Slide 7 - Quiz

Hoe vraag je hoe iemand heet?

What is your name?
(Wat iz jor neem?)

Wat is jouw naam?
Hoe heet je? 

Slide 8 - Diapositive

Hoe zeg je hoe je heet?
My name is......
(Mai neem iz....)

Mijn naam is....
Ik heet....

Slide 9 - Diapositive

Hoe vraag je hoe iemand heet?
A
My name is...
B
What is my name?
C
Wie heisst du?
D
What is your name?

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je hoe je heet?
A
My name is....
B
Ich heisse.....
C
What is my name?
D
Is my name....

Slide 11 - Quiz

Zet de vraag in de goede volgorde
is
name?
What
your

Slide 12 - Question de remorquage

Even oefenen
  1. Vraag je buurman/buurvrouw hoe hij of zij heet (What is your name?)
  2. Vertel je buurman/buurvrouw hoe jij heet (My name is....) 

Slide 13 - Diapositive

Werkwoord 'To be' =  'Zijn'
I am
He is
She is
It is
You are
We are
They are
You are

Ik ben
Hij is
Zij is
Het is
Jij bent
Wij zijn
Zij zijn
Jullie zijn

Slide 14 - Diapositive

To be
I
You
She/He/It
We
You
They
are
are
are
is
am
are

Slide 15 - Question de remorquage

She running fast/She is running fast
A
She running fast
B
She is running fast

Slide 16 - Quiz

They cooking tonight/they are cooking tonight
A
they are cooking tonight
B
they cooking tonight

Slide 17 - Quiz

She is surfing/She surfing
A
She is surfing
B
She surfing

Slide 18 - Quiz

He gaming/He is gaming
A
He is gaming
B
He gaming

Slide 19 - Quiz

I am playing/I playing
A
I playing
B
I am playing

Slide 20 - Quiz

We playing football/ We are playing football
A
We are playing football
B
We playing football

Slide 21 - Quiz

How old are you?
Ik     -      ben       -       36        -        jaar        -        oud


I    -    am     -      36      -     years     -     old


Slide 22 - Diapositive

Wat staat er op de puntjes?

I .... 36 years old
A
am
B
is
C
are

Slide 23 - Quiz

11
12
13
Twelve
Twelf
Thirteen
Thurtien
Eleven
Ileffen

Slide 24 - Question de remorquage

Wat is de juiste volgorde?
A
I am years twelve old
B
I twelve am years old
C
I old am twelve years
D
I am twelve years old

Slide 25 - Quiz

Even oefenen...
  1. Werk in tweetallen
  2. Vraag aan je buurman/buurvrouw hoe oud hij of zij is (Engels) (How old are you? / Houw old arr joe?)
  3. Jouw buurman zegt hoe oud hij is. (Engels) ( I am eleven/twelve/thirteen years old / Ai em ileffen/twelf/thurtien jeers old)
  4. Wissel de rollen om

Slide 26 - Diapositive

Goals! (Doelen)
Aan het einde van de les weet je:

  • Hoe jij je voor kan stellen aan een ander
  • Hoe jij kan vragen hoe een ander heet
  • Wat jouw leeftijd is in het Engels

Let's test it!

Slide 27 - Diapositive

Zet de vraag in de goede volgorde
is
name?
What
your

Slide 28 - Question de remorquage

Hoe zeg je hoe jij heet
A
My name is ......
B
Her name is .......
C
Who is your name?
D
What is your name?

Slide 29 - Quiz

Wat moet er op de puntjes staan?

She ...... thirteen years old.
A
am
B
is
C
are

Slide 30 - Quiz

Hoe zeg je hoe oud je bent?
A
I am twelve years old
B
I is twelve years old
C
I are twelve years old

Slide 31 - Quiz