2.2 Gelijkvormigheid

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Nakijken huiswerk

met een andere kleur pen

goed

fout

VERBETER JE FOUTEN!!!

Hoofdstuk 2 Gelijkvormigheid

2.2 Gelijkvormige driehoeken

Waar gaat de les over?

2.2 Gelijkvormige driehoeken

• Theorie A: Gelijke hoeken zoeken
• Theorie B: Een lengte x stellen
• Theorie C: Ruimtefiguren

Hoeken bereken

• Gestrekte hoek 180^o
• Rechte hoek 90^o
• Hoekensom 180^o/360^o
• Overstaande hoeken (X-hoeken)
• Z-hoeken 
• F-hoeken 

Z-hoeken, F-hoeken 

en X-hoeken

Z-hoeken en F-hoeken

Rekenen met Z-hoeken 

Rekenen met F-hoeken 

De hoeken A noemen we...

1. Evenwijdige hoeken
2. Dezelfde hoeken
3. f-hoeken
4. Z-hoeken

Deze hoeken A noemen we ....

1. Z-hoeken
2. Zigzaghoeken
3. Tegenovergestelde hoeken
4. Dezelfde hoeken

Wat herken je in dit gebouw?

1. F-hoeken
2. Z-hoeken
3. Trapezium
4. Alle drie

hoek 1 en 3 zijn

1. tegenover elkaar liggende hoeken
2. (overstaande) X-hoeken
3. Gestrekte hoeken
4. Tegengestelde hoeken

Hoek 2 en 3 zijn samen

1. 360 graden
2. 180 graden
3. Gestrekte hoek
4. 90 graden

Alle hoeken van een vierhoek zijn samen

1. 180 graden
2. Altijd verschillend
3. 540 graden
4. 360 graden

Snavelfuguur en zandloperfiguur

hoe groot is hoek D1?

1. 104 graden
2. 76 graden
3. 50 graden
4. 256 graden

Hoeken bereken

Hoeveel graden
is

∠A​3​​

Gelijkvormigheid

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als...
I De overeenkomstige hoeken gelijk zijn.
II De overeenkomstige zijden met dezelfde factor vermenigvuldigd zijn.

1. Alleen I is juist
2. Aan beide voorwaarden moet worden voldaan
3. Alleen II is juist
4. Aan 1 van de voorwaarden moet worden voldaan

Twee vierhoeken zijn gelijkvormig als...
I De overeenkomstige hoeken gelijk zijn.
II De overeenkomstige zijden met dezelfde factor vermenigvuldigd zijn.

1. Alleen I is juist
2. Aan beide voorwaarden moet worden voldaan
3. Alleen II is juist
4. Aan 1 van de voorwaarden moet worden voldaan

Zijn deze vierhoeken gelijkvormig?

1. Ja, dat zie je zo.
2. Nee, dat kun je niet weten.
3. Ja, overeenkomstige hoeken zijn gelijk.
4. Ja, overeenkomstige hoeken zijn gelijk en de factor is 1,5.

Welke voorwaarde is waar voor het bewijzen van gelijkvormigheid bij vierhoeken?

1. Alléén voorwaarde 1 is waar
2. Voorwaarde 1 en 2 zijn waar
3. Alléén voorwaarde 2 is waar
4. Één van beide voorwaarden is voldoende

Als driehoeken gelijkvormig zijn, hebben ze altijd gelijke hoeken.

1. Waar
2. Niet waar

Opdracht

Maak opgave 21 t/m 24

Opdracht

Maak opgave 29 en 31

Opdracht

Maak opgave 32, 33, 36 en 38

Einde les