04-02-2022 leenwoorden, oefenen lezen

Nederlands
4 februari 2022
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
4 februari 2022

Slide 1 - Diapositive

Agenda
  • Terugblik vorige les -> Huiswerkcontrole leenwoorden
  • Inventariseren boeken boekverslag
  • Uitleg proefwerk lezen
  • Oefenen voor het proefwerk -> quiz
  • Huiswerk 

Slide 2 - Diapositive

Terugblik vorige les
  • Leenwoorden uit andere talen

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 6 blz 155
  1. lunch E, siësta S/ middageten, middagdutje
  2. actrice F, thriller E/ speelster, enge film
  3. camping E, croissant F/ plek waar je kunt verblijven met tent en caravan, frans broodje
  4. jeans E, sweater E/ spijkerbroek, trui
  5. talkshow E, föhn D / praatprogramma, haardroger

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 7 blz 155
  1. De spaghetti - Italiaans
  2. De hamburger - Duits 
  3. Het knäckebröd - Zweeds
  4. De saté - Indonesisch
  5. De enquête - Frans
  6. De moslima - Arabisch
  7. De poncho - Spaans
  8. Het skateboard - Engels

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 8 blz 155
  1. De doelverdediger - de keeper
  2. De leidinggevende - de manager
  3. De begeleider - de coach
  4. De oppas - de babysitter 

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 8 blz 155
  1. Het nagerecht - het dessert
  2. De stoep - het trottoir
  3.  Het sinaasappelsap - De jus d'orange
  4. De avondmaaltijd - het diner

Slide 7 - Diapositive

Inventariseren boeken

Slide 8 - Diapositive

Uitleg proefwerk lezen
  • Tekst van 4 pagina's, lettergrootte 14 (grote marges)
  • Personages
  • Terugverwijzingen en flashbacks
  • Cliffhanger
  • Soorten spanning
  • Thema
  • Beoordelingswoorden

Slide 9 - Diapositive

Personages
  • Personen in het verhaal
  • Belangrijkste persoon: hoofdpersoon
  • Eigenschappen: innerlijk (karakter, binnenkant) en uiterlijk (buitenkant)

Slide 10 - Diapositive

Het verhaal gaat over Jan. Jan heeft bruin haar, blauwe ogen en draagt een jas van Nike.
A
Uiterlijk
B
Innerlijk

Slide 11 - Quiz

Het verhaal gaat over Charlotte. Charlotte is heel zorgzaam, houdt van dieren en is gek op pizza.
A
Uiterlijk
B
Innerlijk

Slide 12 - Quiz

Terugwijzingen
  • Flashbacks
  • Je gaat terug in de tijd van het verhaal naar iets wat op een eerder moment gebeurde. 

Slide 13 - Diapositive

Open plekken
  • Als er iets voor je wordt verzwegen  waardoor het spannender wordt.

Slide 14 - Diapositive

Cliffhanger
  • Een cliffhanger is een afloop van een scène of hoofdstuk waarbij het verhaal nog niet volledig wordt afgerond.
  • Waarom? Je verleiden om de volgende aflevering/hoofdstuk te laten kijken/lezen.
  • Voorbeelden van cliffhangers

Slide 15 - Diapositive

Soorten spanning
  •  Bij actiespanning gaat het om de gebeurtenissen in het verhaal. 
  • Bij psychologische spanning gaat om de gedachten en gevoelens van de personages.

Slide 16 - Diapositive

Bij een terugwijzing of flashback ga je terug in de tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat zijn open plekken?
A
Iets weglaten om het spannend te laten lijken
B
Een witte bladzijde in een boek

Slide 18 - Quiz

Met een cliffhanger is het verhaal niet afgelopen, de makers willen dat je verder gaat kijken/lezen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
Hij heeft de hele avond televisie gekeken.
A
heeft
B
heeft gekeken
C
hij
D
de hele avond

Slide 20 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
Hij stond zeker een uur te wachten.
A
stond te wachten
B
Hij
C
een uur
D
stond

Slide 21 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
Zij heeft zich opgegeven voor de wedstrijd
A
Zij
B
zich opgegeven
C
heeft opgegeven
D
voor de wedstrijd

Slide 22 - Quiz

Noteer of het onderwerp iets doet of dat er iets mee wordt gedaan.
De auto is door de man gekocht.

A
het onderwerp doet iets
B
er wordt iets met het onderwerp gedaan

Slide 23 - Quiz

Noteer of het onderwerp iets doet of dat er iets mee wordt gedaan.
Hij keek door het zolderraam naar buiten.
A
het onderwerp doet iets
B
er wordt iets met het onderwerp gedaan

Slide 24 - Quiz

Noteer of het onderwerp iets doet of dat er iets mee wordt gedaan.
De bladeren werden door de tuinman verwijderd.
A
het onderwerp doet iets
B
er wordt iets met het onderwerp gedaan

Slide 25 - Quiz

Welke soort spanning hoort bij de gebeurtenissen in het verhaal?
A
Actiespanning
B
Psychologische spanning

Slide 26 - Quiz

Huiswerk
Vandaag niets! Zorg ervoor dat je volgende week vrijdag de toets van blok 3 goed maakt!
Als jullie gemiddeld een 6.0 halen trakteer ik op cake/brownies.

Slide 27 - Diapositive