Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
pag. 141
Slide 1 - Diapositive
Literaire term: tijd
historische tijd of kalendertijd
verteltijd <> vertelde tijd
chronologie
Slide 2 - Diapositive
Literaire term: tijd
historische tijd of kalendertijd:tijdsperiode
verteltijd: tijd om het verhaal te vertellen (min.)
vertelde tijd: tijd die voorbijgaat in het verhaal zelf (jaren, dagen, uren...).
chronologie: de gebeurtenissen worden in volgorde vertelt zoals ze gebeurt zijn.
Slide 3 - Diapositive
gelijktijdigheid
Slide 4 - Diapositive
Ken je een voorbeeld van een film waarbij de chronologie van het verhaal niet van begin tot einde gevolgd werd?
Slide 5 - Carte mentale
Wat kan volgens jou een voordeel zijn om de chronologie in een verhaal te verbreken?
Slide 6 - Question ouverte
Kan je ook een nadeel bedenken?
Slide 7 - Question ouverte
Hoe kan je chronologie doorbreken?
Slide 8 - Carte mentale
Het verhaal springt terug in de tijd en vertelt iets dat vroeger is gebeurd.
Het verhaal springt verder in de tijd en de verteller vertelt iets dat nog komen moet.
Flashback
niet-chronologisch
Flashforward
Slide 9 - Diapositive
We bekijken 2 fragmenten
2a. Geef aan of het om een voorbeeld van een flashback of flashforward gaat.
pag. 142
Slide 10 - Diapositive
2b. Waarom zou de schrijver hiervan gebruik maken? --> Clan:
Slide 11 - Question ouverte
2b. Waarom zou de schrijver hiervan gebruik maken? --> Thuis:
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Tijd / spanningsopbouw
Flashback <---
Flashforward --->
Maar wat is dan...?
Terugwijzing <---
Vooruitwijzing --->
Flashback: het verhaal springt terug in de tijd en vertelt iets dat vroeger is gebeurd. Het verhaal is niet-chronologisch.
Terugwijzing: in het verhaal wordt gesproken over iets dat vroeger is gebeurd zonder dat het verhaal echt wordt onderbroken, bijv. in een uitspraak of gedachte van een persoon.
Slide 14 - Diapositive
Flashback:
Het verhaal springt terug in de tijd en vertelt iets dat vroeger is gebeurd. Het verhaal is niet-chronologisch.
Terugwijzing:
In het verhaal wordt gesproken over iets dat vroeger is gebeurd zonder dat het verhaal echt wordt onderbroken, bijv. in een uitspraak of gedachte van een persoon.
Slide 15 - Diapositive
terugwijzing
Ik dacht aan de keer dat hij mij verraden had en voelde hoe zijn ogen zich vulden met angst.
Slide 16 - Diapositive
vooruitwijzing
Ik schudde zijn hand als een laatste strohalm. Later zou hij ons nog verraden, maar dat wist ik toen nog niet.
Slide 17 - Diapositive
Oef. 3 - 4
Lees de 2 kortverhalen en beantwoord de vragen.
timer
7:00
pag. 142-143
Slide 18 - Diapositive
3a Wat is er gebeurd in het kortverhaal Feestdag?
Slide 19 - Diapositive
Het kortverhaal van 'Feestdag' eindigt met:
A
open einde
B
gesloten einde
C
cliffhanger
Slide 20 - Quiz
Waarom is het een gesloten einde?
Slide 21 - Question ouverte
d. Welke emotie heeft Margaret? Hoe weet je dat? (verwijs naar verhaal)
Slide 22 - Diapositive
4. Wat denk jij dat er gebeurd is?
(Rozenblaadjes)
Slide 23 - Diapositive
4b. Wat wijst daarop? (Verwijs naar elementen uit de tekst die dat doen vermoeden).
Slide 24 - Carte mentale
5 Dit verhaaleinde noemen we een cliffhanger. Wat is volgens jou de functie hiervan?
Slide 25 - Question ouverte
Geef een voorbeeld van een serie met een cliffhanger.
Slide 26 - Carte mentale
Slide 27 - Diapositive
6. Kun je een reden bedenken waarom ze deze spanningstechniek cliffhanger genoemd hebben?
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Vidéo
Tijd voor een fragment
Let goed op de tijd in dit verhaal.
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Welke rol speelt Anton Ego?
A
protagonist
B
antagonist
C
nevenfiguur
D
figurant
Slide 32 - Quiz
Hoe wordt de tijdsvolgorde in het fragment doorbroken?