Little, a little, few, a few

En dan nu WEINIG...
Er zijn verschillende manieren om weinig of een beetje te vertalen. 

Het verschil zit hierbij in de vertaling. 

Lees de volgende dia's goed door en bekijk het filmpje. 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

En dan nu WEINIG...
Er zijn verschillende manieren om weinig of een beetje te vertalen. 

Het verschil zit hierbij in de vertaling. 

Lees de volgende dia's goed door en bekijk het filmpje. 

Slide 1 - Diapositive

A LITTLE = een beetje (enkelvoud)

A FEW = een paar (meervoud)


I need a little more time.
Ik heb een beetje meer tijd nodig.

Jack eats a few fries.
Jack eet een paar frietjes.


LITTLE = weinig (enkelvoud)

FEW = weinig (meervoud)


My teacher has little patience.
Mijn lerares heeft weinig geduld.

We bought few books yesterday.
Wij kochten weinig  boeken gisteren.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Onthoud, dit zijn je opties:
veel = many (ontelbaar) much (telbaar) a lot of (mag overal, maar niet na so, as & too)

weinig = few (telbaar), little (ontelbaar)

een paar = a few (telbaar)
 een beetje= a little (ontelbaar)

Slide 4 - Diapositive

(a) little
(a) few
People
Water
Salads
Fun
Homework
Hamburgers

Slide 5 - Question de remorquage

(a) Few
(a) Little
Money
Donut
Food
Time
People
Dollar

Slide 6 - Question de remorquage

much
many
People
Water
Salads
Fun
Homework
Hamburgers

Slide 7 - Question de remorquage

Many
Much
Money
Food
Donut
Sweater
People
Time

Slide 8 - Question de remorquage

Een samenvatting
Op de volgende 2 bladzijden vind je een samenvatting van alles wat we vandaag behandeld hebben. 

Leer de volgende twee bladzijden uit je hoofd voor het volgende proefwerk! 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 12 - Quiz

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.
A
much
B
few
C
a lot of
D
little

Slide 13 - Quiz

Bill didn't kill ___ (een paar) people,
he killed a lot.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 14 - Quiz

The girl has ___ (weinig) sunshine
in her life.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 15 - Quiz

Forrest didn't have ___ (veel) chocolates in his box.
A
a few
B
many
C
much
D
a little

Slide 16 - Quiz

He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 17 - Quiz

Extra oefenen met 
much / many / a lot of?

Extra oefenen met
(a) little / (a) few?


Slide 18 - Diapositive