Quintus et Philetus in ludo

• Latijn
• Secundair onderwijs

Quintus et Philetus in ludo

R1 'Ave, magister. Avete condiscipuli.'
Wie is hier aan het woord?

1. Quintus
2. Philetus
3. De meester
4. De klasgenoten

R1 De naamval van 'magister' is ...

1. nom.
2. voc.

R1-2 Wat antwoordt de meester aan Quintus?

1. Dat hij snel met zijn boek op zijn plaats moet gaan zitten.
2. Dat hij snel moet gaan zitten op een vrije plaats.

R2 conside is een ...

1. infinitief
2. indicatief
3. imperatief
4. geen van deze dingen

R2-3 'Ecce, statim librum meum tibi do.'
Het grondwoord van 'librum' is ...

1. liberi (kinderen)
2. liber (boek)
3. liber (vrij)

R2-3 'Ecce, statim librum meum tibi do.'
Wie geeft een boek aan wie?

1. De meester geeft zijn boek aan Quintus.
2. Quintus geeft zijn boek aan de meester.
3. Quintus geeft zijn boek aan Philetus.
4. Philetus geeft zijn boek aan Quintus.

Hoeveel kolommen moet Quintus voorlezen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Welke uitspraak is niet juist?

1. Quintus leest niet zo graag.
2. Quintus leest vier kolommen.
3. Quintus leest over de Trojaanse oorlog.
4. De meester zegt dat Quintus goed heeft gelezen.

R7 Deinde ...
Welk vak staat er daarna op het programma?

1. schrijven
2. rekenen
3. turnen
4. zingen

R7 Wat heeft Quintus hiervoor nodig?

1. een schrijftafeltje
2. een schrijfstift
3. allebei
4. geen van beide

R7 mihi
Wat is de naamval en de functie?

1. nom. O
2. acc. LV
3. gen. BVB
4. dat. MV

R8 computant
Welk modern woord herken je hierin?

R8-10 Flavia - errat.
Welke uitspraak is niet waar?

1. Flavia is mooi.
2. Flavia is de dochter van een bekende handelaar.
3. Flavia heeft haar sommen snel af.
4. Flavia maakt af en toe wel een foutje.

R11-13 Nunc ...respice.
Welke uitspraak is niet waar?

1. Quintus is niet zo goed in rekenen.
2. De meester verbetert de sommen van Quintus en toont hem zijn fouten.
3. Quintus moet thuis moeilijkere sommen maken.
4. Quintus moet zijn sommen de volgende dag aan de meester tonen.

R14 Denique ...
Welk vak staat als laatste op het programma?

R14 scribimus
Vertaal.

R15-17 Waarom kent Quintus de meeste Griekse woordjes al?

1. De meester heeft hem er al eens over ondervraagd.
2. Philetus spreekt vaak Grieks met hem.
3. Zijn moeder is Griekstalig.
4. Hij heeft er al bijna zes uur voor gestudeerd.

Quintus is blij dat hij eindelijk naar huis mag gaan. Welke reden is niet correct?

1. het is al bijna het zesde uur van de dag
2. het is veel te warm in de zuilengalerij
3. hij voelt zich eenzaam
4. hij heeft veel honger