H4 Thema 5 B4 Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Thema 5 

Regeling



B4
Reflexen en het autonome zenuwstelsel
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 

Regeling



B4
Reflexen en het autonome zenuwstelsel

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Lesprogramma
  • Leerdoelen Basisstof 1 (2 minuten)
  • Uitleg B4  Leerdoel 1 (10 minuten)
  • Zelfstandig opdracht 37 t/m 39 maken + nakijken
  • Uitleg B4 Leerdoel 2 (10 minuten)
  • Zelfstandig opdracht 40 t/m 46 maken + nakijken
  • Eerder klaar? Context Leefwereld: 'Hoe katten op hun pootjes terechtkomen'
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf
  • Lesafsluiter B4 (5 minuten)

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen

5.4.1 Je kunt de functie van reflexen en een reflexboog beschrijven.

5.4.2 Je kunt de werking van het autonome (vegetatieve) zenuwstelsel beschrijven.

Met je ogen knipperen, niezen en slikken doe je zonder erbij na te denken. Het zijn voorbeelden van reflexen: vaste en snelle reacties op uitwendige prikkels. Hoe komen deze onbewuste reacties tot stand en wat is het nut ervan?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Bewuste en onbewuste reacties
  • Animale zenuwstelsel regelt vooral bewuste reacties. 
  • Impulsen ontstaan in bewegings-centra van de grote hersenen
  • Impulsen gaan via de kleine hersenen en het ruggenmerg naar bewegings-zenuwcellen en je spieren
  • Spieren trekken samen
  • Animale zenuwstelsel ook verant-woordelijk voor onbewuste reacties.

Slide 6 - Diapositive

Reflexen
  • Een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel.
  • Functies: beschermen van het lichaam, voor de handhaving van bepaalde lichaamshoudingen en bij bewegingen.
  • Reflexboog: weg die impulsen bij een reflex afleggen: zintuigcellen → gevoelszenuwcel → schakelcel in ruggenmerg of hersenstam → bewegingszenuwcel → wel of geen impuls naar spier of klier.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Vooorbeelden reflexen
  • terugtrekreflex
  • hoestreflex
  • slikreflex
  • pupilreflex
  • ooglidreflex
  • voetzoolreflex
  • zoekreflex
  • zuigreflex 

Slide 9 - Diapositive

Maak opdracht 37 t/m 39

Slide 10 - Diapositive

Leerdoel 2

5.4.1 Je kunt de functie van reflexen en een reflexboog beschrijven.

5.4.2 Je kunt de werking van het autonome (vegetatieve) zenuwstelsel beschrijven.

Slide 11 - Diapositive

Het autonome zenuwstelsel
  • Staat niet onder invloed van de wil en werkt nauw samen met het hormoonstelsel.
  • Regelt onder andere de werking van spieren van inwendige organen en klieren.
  • Naar elk doelwitorgaan gaat een orthosympatische en een parasympatische zenuw.
  • Beide delen zijn steeds actief en werken samen om de homeostase in het lichaam te handhaven
  • Omstandigheden bepalen welke actiefst is


BiNaS tabel 88L

Slide 12 - Diapositive

Orthosympatisch deel

  • Beïnvloedt organen zodanig dat het lichaam activiteiten kan verrichten waarvoor energie nodig is (verbranding wordt bevorderd)
Impulsen uit dit deel:
  • verhogen  hartslagfrequentie, verwijden bloedvaten naar skeletspieren, zetten lever aan om glycogeen om te zetten in glucose, verhogen ademfrequentie en verwijden vertakkingen van bronchiën. 
  • remt organen verteringsstelsel en nieren

Slide 13 - Diapositive

Parasympatisch deel

  • Beïnvloedt organen zodanig dat het lichaam in een toestand van rust en herstel kan komen. Stofwisseling wordt bevorderd.
 
Impulsen vanuit dit parasympatisch deel:
  • stimuleren productie verteringssappen, darmbe-weging, omzetting glucose in glycogeen in de lever, verwijding van bloedvaten naar verteringsstelsel en de werking van nieren. 
  • Verlagen hartslag- en ademfrequentie.

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk
  • Maak opdracht 40 t/m 46

  • Oefen de flitskaarten en sluit je leerdoelen af  met Test Jezelf 

  • Neem Context 'Hoe katten op hun pootjes terechtkomen' door en 
maak opdracht 47 t/m 51

Slide 15 - Diapositive

Lesafsluiter B4
5.4.1 Je kunt de functie van reflexen en een reflexboog beschrijven.

5.4.2 Je kunt de werking van het autonome (vegetatieve) zenuwstelsel beschrijven.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Wat was je procentuele score?

Slide 18 - Question ouverte