V2 - K8: Paragraf E: Grammatik Modalverben

V2 - Woche 21 - Stunde 1
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

V2 - Woche 21 - Stunde 1

Slide 1 - Diapositive

Planung 

Overhoren: Lernliste B (N-D)

Weißt du es noch? - Verben
  • haben, sein, werden o.t.t.
  • zwakke werkwoorden o.t.t. & o.v.t

Grammatik: Modalverben o.t.t. + Aufgabe 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28
Ziele

Je kent de betekenis van de Modalverben. 

Je kan de Modalverben in de o.t.t. in het Duits gebruiken. 

Slide 2 - Diapositive

Vul in: juiste vorm van haben, sein of werden in o.t.t.
onregelmatig = uit hoofd kennen

Slide 3 - Diapositive

Vul in: juiste vorm van zwakke werkwoorden in o.t.t.
basisregel = stam + (fe)esttenten

Slide 4 - Diapositive

Was sind Modalverben?

Modalverben = modale werkwoorden


  • Gebruik je een modaal werkwoord in een zin, dan komt er meestal nog een heel werkwoord (infinitief) bij. 

  • Een modaal werkwoord geeft een bepaalde houding ten opzichte van het andere werkwoord aan, zoals noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid en het ontbreken van noodzakelijkheid dan wel verplichting. Bijvoorbeeld:
       --> Wij kunnen een ijsje kopen.
       --> Jullie mogen in de zee zwemmen


Slide 5 - Diapositive

die 8 Modalverben: betekenis
  • dürfen   (= mogen, toestemming hebben)
  • können (= kunnen)
  • mögen  (= lusten, leuk vinden, houden van)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens van een ander, advies, bevel)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)
  • möchten (= zou graag willen)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken Modalverben o.t.t.
  • Ze hebben bijna allemaal een klinkerwisseling in de enkelvoudsvormen (ich, du, er/sie/es).

  • De uitgangen zijn (deels) onregelmatig en wijken dus af in vergelijk met de zwakke werkwoorden. Bij alle Modalverben krijgen de ich/er, sie, es vorm geen uitgang. 

Je moet de vormen (ich, du er/sie/es) goed uit je hoofd leren!




Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Planung 

Weißt du es noch? - Modalverben in Lessonup (Hulpmiddel S. 98)


Grammatik: Modalverben o.t.t. + Aufgabe 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28 afmaken en nakijken
Ziele

Je kent de betekenis van de Modalverben. 

Je kan de Modalverben in de o.t.t. in het Duits gebruiken. 

Slide 11 - Diapositive

Grammatik: Die Modalverben o.t.t.
Selbstständig machen: 
  • Paragraf E: Aufgabe 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28
  • Hulpmiddel: gebruik het overzicht met de  werkwoordsvormen!
  • Zeit: 2 Stunden

Fertig? = weektaak leren
  • K8 Lernliste B N-D
  • K8 Lernliste H D-N

  • Grammatik: Modalverben o.t.t.

Slide 12 - Diapositive

dürfen
können
müssen
wissen
sollen
wollen
mögen
möchten
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
weten
moeten (wil van ander)
willen
leuk vinden, lusten
willen (wens)

Slide 13 - Question de remorquage


Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
timer
0:30
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 14 - Quiz

De stamklinker het werkwoord müssen verandert in het enkelvoud ook.

Naar welke?
timer
0:30
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 15 - Quiz


(Wissen) ... du, wie spät es ist?
timer
0:30
A
wisst
B
weißt
C
weißst
D
wissen

Slide 16 - Quiz

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
timer
0:30
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 17 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
timer
0:30
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 18 - Quiz

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
timer
0:30
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 19 - Quiz

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
timer
0:30
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 20 - Quiz

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
timer
0:30
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 21 - Quiz

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
timer
0:30
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 22 - Quiz

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
(ik kan) gut schwimmen
timer
0:30

Slide 23 - Question ouverte

Kann ich kommen?
Diese Woche ................... ..... (kun jij) leider nicht kommen.
timer
0:30

Slide 24 - Question ouverte

Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... ............. (lust ik)
am liebsten, aber ohne Sahne
timer
0:30

Slide 25 - Question ouverte

Darf ich nach Hause? Nein, ......... ............. (jij mag)
noch nicht nach Hause.
Die Arbeit ist noch nicht fertig
timer
0:30

Slide 26 - Question ouverte

Können wir helfen? Nein, hiermit ................. .............
(kunnen jullie) nicht helfen. Danke.
timer
0:30

Slide 27 - Question ouverte

Grammatik: Die Modalverben o.t.t.
Selbstständig machen: 
  • Paragraf E: Aufgabe 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28
  • Hulpmiddel: gebruik het overzicht met de  werkwoordsvormen!
  • Zeit: 25 Minuten, danach besprechen
Fertig? = weektaak leren (quizlet/Buch)
  • K8 Lernliste B N-D (hele lijst)
  • K8 Lernliste H D-N

  • Grammatik: Modalverben o.t.t.
  • Maken K9 H Lesen

Slide 28 - Diapositive

Nächste Stunde
Prüfung Schreiben 

Slide 29 - Diapositive