GB1EFHZW1 - Spelling & grammatica: Komma's, leestekens en grammaticale missers

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je hoe:
- Je correct komma's kan plaatsen in een zin. 
- Je bepaalde grammaticale missers kan omzeilen. 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je hoe:
- Je correct komma's kan plaatsen in een zin. 
- Je bepaalde grammaticale missers kan omzeilen. 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Agenda aankomende periode Nederlands
Algemene uitleg periode & examens,  opnemen vrijstelling/dyslexie
Spelling- & grammatica - Kofschip
Voorjaarsvakantie
Spelling- & grammatica - Komma's, leestekens en grammaticale missers
Woordenschat & woordgebruik - Uitleg presenteren - Indeling - 1 minuut
Presentatie - Afstemming op doel
Presentatie - Uitleg COE & leesstrategieën
COE-training
COE-training
COE-examen
Presentatie - 
17 feb.................... 
24 feb...................
2 maart............... 
10 maart............. 
17 maart.............
24 maart............ 
31 maart.............
7 april...................
14 april.................
19 april..................
21 april.................. 
Afhankelijk v. datum COE  

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

TT = Stam + t-en
          probeer met lopen
VT = Stam + t/d-en
           probeer met werken

Let op: 
1. In welke tijd het staat. --> Tegenwoordig of verleden?

2. Enkelvoud of meervoud? --> Meervoud + N

3. Staat er nog een ander werkwoord in de zin? --> Voltooid deelwoord? 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions




- In welke tijd het staat.
Ik ... (werken) mezelf een ongeluk. 
Gisteren ... (werken) ik mezelf een ongeluk. 

- Enkelvoud of meervoud?
Gisteren ... (werken) wij onszelf een ongeluk.

- Staat er nog een ander werkwoord in de zin?
Ik heb mezelf laatst voor een fiets ... (gooien). 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij ...(melden) ons gisteren al vroeg.
A
melde
B
meldde
C
melden
D
meldden

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je ... (worden) snel zenuwachtig van dit soort d/t vragen. (tegenwoordige tijd)
A
word
B
wordt
C
wort
D
werd

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ... (zetten) het glas snel op de tafel, nadat ik haar zal flauwvallen.
A
zet
B
zette
C
zetten
D
zat

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek de fout

Waar ontbreekt de komma?
 

Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 8 - Diapositive

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.

Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 9 - Diapositive

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Wanneer gebruik je een komma?

Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.


Wil je koffie, thee of iets anders? Ik heb nieuwe, mooie kopjes om het in te schenken.


Als het goed is, komt Lindsey zo.


Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

                 
Ik sta morgen vroeg op, als ik goed slaap.
                                                                                Let op voegwoorden: hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je een komma?
Als je een korte pauze hoort in een zin.
Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.

Tussen de delen van een opsomming in een zin en tussen meerdere bijvoeglijke naamwoorden. (Behalve bij en/of).
Wil je koffie, thee of iets anders? Ik heb nieuwe, mooie kopjes om het in te schenken.

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.
Als het goed is, komt Lindsey zo.

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Voor of na de naam komt dan een komma.
Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

Tussen een hoofdzin en een bijzin.                    
Ik sta morgen vroeg op, als ik goed slaap.
                                                                                Let op voegwoorden: hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions




Een caissière heeft ook verantwoordelijkheden maar minder dan een chirurg.


 
Het zou niet eerlijk zijn als iedereen hetzelfde uurloon zou verdienen, en dat terwijl er voor elk vak andere opleidingseisen gelden.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit/dat/die/deze

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Groter als of dan?

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hongeriger ... een Viking schrokte hij de kippenpoot weg.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Suriname is vier keer groter ... Nederland.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het verschil tussen als en dan is makkelijker ... je denkt.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

... hebben ons werk af.
A
Wij
B
Ons

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

... hebben hun werk af.
A
Zij
B
Hun

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef die stapel papieren maar aan ...
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dat kan je ... niet aandoen
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hen/hun/zij
Wij hebben ons werk af 
Onze koffer/die koffer is van ons

Geef dat aan ons
Dat kan je ons niet aandoen 

Geef ons dat fietsje maar
Geef aan ons dat fietsje maar
 Zij hebben hun werk af
 hun koffer/ die koffer is van hen
 
Geef dat aan hen
Dat kan je hun niet aandoen

Geef hun dat fietsje maar
Geef aan hen dat fietsje maar

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hullie

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Volgende week
Woordenschat & woordgebruik

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions