Le mercredi 5 avril (H3c-s14)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour

-ga rustig zitten

-pak je spullen

-is je jas uit?

Le programme

• Feuilleton 2: qui, quand, quoi, comment, où etc... 
• Lire feuilleton 3
• Practique grammaire 1
• Evaluation contrôle Unité 4

Lire feuilleton (petit livre)

"Ik kan een verhaal uit een serie begrijpen."

- Résumé du feuilleton Unité 2.

Lire feuilleton (petit livre)

"Ik kan een verhaal uit een serie begrijpen."

Lisez et résumez le feuilleton Unité 3: Qui, quoi, quand, où et comment etc...?

Verbes -er, -ir, -re

"Ik beheers de regelmatige ww in verschillende tijden."

Pratiquez les verbes avec lessonup.

NU

VERLEDEN

TOEKOMST

FUTUR

PRÉSENT

IMPARFAIT

PASSÉ COMPOSÉ

présent

imparfait

passé composé

futur simple

ik gaf

ik geef

ik heb gegeven

ik zal geven

PRÉSENT

Werkwoorden op -er

Werkwoorden op -ir

Werkwoorden op -re

Uitgangen:

-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent

Uitgangen:

-s, -s, ..., -ons, -ez, -ent

Uitgangen: 

-is, -is, -it, -issons, -issez, -issent

Hoe maak je een Passé composé?

1. avoir/être + ww op é,u,i
2. aller/etre + ww op é,u,i
3. faire/aller + ww op é,u,i

Regelmatige werkwoorden -er

Regelmatige werkwoorden -ir

Regelmatige werkwoorden -re

Welke uitgang pas je toe bij de passé composé?

stam + i

stam + u

stam + é

tu (choisir = kiezen, passé composé)

passé composé

1. as choisi
2. a choisi
3. est choisi
4. es choisi

Combineer de juiste imparfait uitgang bij het persoonlijk voornaamwoord.

Imparfait

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

Elle

Nous

Vous

Ils / elles

je (demander, imparfait)

1. demandais
2. demande
3. demandait
4. demandes

Imparfait
Welke worm is GEEN imparfait?

1. C'était
2. Nous chantons
3. Il y avait
4. Je voulais

Wat is de futur?

Grammaire 'futur'

1. tegenwoordige tijd
2. voltooide tijd
3. toekomende tijd
4. verleden tijd

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de uitgang van de futur simple met het onderwerp.

Futur simple: uitgangen

-ai

-as

-a

-ons

-ez

-ont

Wat is de futur?

1. tu finiras
2. tu finis
3. tu finissait
4. tu as fini

Quelle phrase est en futur ?

Grammaire 'futur'

1. Je vous dérange ?
2. Je vais aller à l'hôpital.
3. Je parlerai avec mon chef.
4. Nous danserions ensemble.

Toets bespreken

"Ik kan reflecteren op de toets van Unité 4."

Correction contrôle Unité 4.

Fin du cours - les objectifs

• Ik beheers de werkwoorden in verschillende tijden.
• Ik kan een verhaal uit een serie begrijpen.
• Ik heb gereflecteerd op de toets van Unité 4.

Les devoirs

Apprendre 3

Résumer feuilleton 3

Lire Feuilleton Unité 4

• Zet hw in je agenda.
   
• Stoelen aanschuiven.