thema 'De keuken' les 3

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'de keuken'

les 3

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

het recept / de recepten

Ken jij het recept voor tomatensoep?

de lucifer / de lucifers

Met een lucifer steek ik de kaars aan.

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

de rommel

Ruim die rommel nou eens op!

de rotzooi

Na het feest was het een grote rotzooi op het terrein.

de hap / de happen

Ik neem een hap van mijn boterham.

de kan / de kannen

Er staat een kan met water op tafel.

de doek / de doeken

Ik veeg met een doek over de tafel.

de koekenpan / de koekenpannen

Ik bak een eitje in de koekenpan.

afwassen

Na het eten wassen we samen af.

koffie zetten

Ik zet koffie met mijn koffiezetapparaat.

weggooien

Gooi jij de kauwgum even weg?.

bewaren

Vlees moet je in de koelkast bewaren.

koken

Ik kook elke avond een lekkere maaltijd.

bakken

Ik heb een lekkere taart gebakken.

snijden / ik heb gesneden

Ik snijd de appel in stukjes.

het plafond

Het plafond is hoog.

betekenissen

betekenissen

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de rommel
2. de kan
3. de rotzooi

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. koffie zetten
2. koken
3. bakken
4. weggooien

Maak een zin met
"de rommel"

Maak een zin met
"het recept".

Maak een zin met
"snijden".

Maak een zin met
"koffie zetten".

Maak een zin met
"bewaren".

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'