Koken vooraf: VERPLICHT TE DOEN!!!!!

Koken: Afspraken
Wld
In deze les leer je aan welke afspraken jij je gaat houden. 
Aan het einde van deze les maak je de toetsvragen'. 
Die toetsvragen moet je in 1x goed beantwoorden dus neem deze les goed door. 
Je mag je 2x vergissen! Natuurlijk houd je je tijdens het koken aan de afspraken!
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Koken: Afspraken
Wld
In deze les leer je aan welke afspraken jij je gaat houden. 
Aan het einde van deze les maak je de toetsvragen'. 
Die toetsvragen moet je in 1x goed beantwoorden dus neem deze les goed door. 
Je mag je 2x vergissen! Natuurlijk houd je je tijdens het koken aan de afspraken!

Slide 1 - Diapositive

Koken: geen cijfer maar je moet wel een voldoende halen! 
Wld
Je krijgt voor het koken geen cijfer tenzij de decent afspreekt dat dit wel gebeurt.

Je moet voor koken een voldoende scoren. Je haalt een voldoende als je de kookles hebt voorbereid: Je weet wat en hoe je het allemaal doet. Je werkt hygiënisch, je gebruikt de doeken op de juiste manier, de werkplek blijft tijdens het koken schoon, afwassen doe je op de juiste manier en je ruimt alles netjes op.

Slide 2 - Diapositive

Binnen 45 minuten, haalbaar bij een goede voorbereiding!
Niet voorbereid = Niet koken = Onvoldoende: Je doet niet mee met de groep!
Je hebt de LessonUP les doorgenomen voor de les. 
  • Je weet WAT je moet doen.  
  • Je weet HOE je het moet doen. 
  • Je weet WANNEER je iets moet doen. 
  • Als je binnenkomt: Ipad uit de tas, tas in het rek. LessonUP opstarten.
  • Daarna: Handen wassen en starten met koken.
                                                                                          De materialen zijn al aanwezig.  
Als jullie niet binnen de 45 minuten klaar zijn, hebben jullie iets in de voorbereiding of de uitvoering niet goed gedaan. Dit is van invloed op je cijfer. Het is dan een onvoldoende.

Slide 3 - Diapositive

Een (on)voldoende
- Storend gedrag? - Niet houden aan de opdracht / werkwijze? 
Je krijgt eerst 1 waarschuwing, daarna een cijfer voor zelfstandig werken: 3.0
Overleg met de docent met welk gedrag jij nog mee kunt doen aan de praktijk en wat je moet doen om de 3.0 weg te werken. Je moet namelijk een voldoende halen!
Lukt jou dit tóch niet DAN wordt het cijfer in magister genoteerd (telt 2 x mee).
Gedrag dat je laat zien:
- Zelfstandig werken: Je bent serieus met de lesstof / praktijk bezig. 
- Je gebruikt de begeleide toegang (Magister / LessonUP)
- Geluidsniveau: Zacht praten met elkaar 
- Jullie helpen elkaar 
- Alle opdrachten uitvoeren zoals omschreven!

Slide 4 - Diapositive


Niet ‘rommelen’ met eten


Tijdens het koken wordt er serieus gewerkt. 

Jullie maken een mooi 
en smakelijk gerecht.
Smaak ontwikkelen 
Een baby lust nog niet veel en krijgt alles fijngemalen aangeboden. 
Langzamerhand leer je meer smaken en structuren van het voedsel kennen. 
Mogelijk eet je vandaag iets dat je nog nooit eerder hebt gegeten of iets dat je net iets minder lekker vindt.

Afspraak 
Soms mogen jullie als groep 1 ingrediënt uit het recept weglaten. Het is natuurlijk de bedoeling dat iedereen het gerecht proeft en mee-eet.

Slide 5 - Diapositive

Gebruik materialen 
en de werkplek
Vaatdoekje: 
Schoonmaken keukenblad en gasfornuis  

Theedoek: 
Afwas mee afdrogen 

Handdoek: 
Afdrogen handen 

De werkplek en de vloer:
Schoonhouden tijdens het koken.
Vaatdoekje werkplek
Theedoek
afwas
Handdoek
Handdoek
handen afdrogen

Slide 6 - Diapositive

Gebruik van deze materialen
theedoek:
afdrogen afwas
(dun geweven doek)
(klein) vaatdoek:
werkplek - fornuis
schoon
handdoek:
afdrogen handen
(dik geweven doek)
Gebruik een kunsstof spatel
of houten lepel
in de koekenpan/muffinvorm
NIET met een vork of mes of metalen lepel in 
de pan of muffinvorm.

Slide 7 - Diapositive

Vooraf - afspraak
Handen wassen met zeep en
afdrogen met een handdoek

Niet ‘rommelen’ met eten
Tijdens het koken wordt er serieus gewerkt. 

Jullie maken een mooi 
                                en smakelijk gerecht.

Slide 8 - Diapositive

Tijdens het koken
Aanrecht - werkplek:
Schoonhouden met het vaatdoekje of papier

Afval: Direct in het afvalbakje

Lepels / vorken / spatels:
Niet op het aanrecht maar bijv. op een bord

Klaargemaakte ingrediënten:
Op een bord/schaaltje (niet op het aanrecht).
               DE WERKPLEK BLIJFT SCHOON
Rauw vlees altijd met gescheiden materiaal bereiden: 
Aparte snijplank en aparte messen etc.
Pasop voor kruisbesmetting

Slide 9 - Diapositive

Samenwerken met een andere groep:

Je deelt met een ander groepje de ingrediënten en materialen.


Overleg met elkaar.



Bakken in olie:

Als je in olie bakt is het altijd lastig te bepalen wanneer de olie heet genoeg is.

Je verdeelt de olie over de bodem
van de pan. 

De olie heeft de juiste temperatuur als er hele kleine luchtbelletjes te zien zijn bij de rand van de houten spatel als je die spatel rechtop even in de olie zet.

Slide 10 - Diapositive

Welke?
Om het gas open te draaien, gebruik je de kleine knoppen aan de rechterkant.
Naast de knop zie je een kleine plattegrond.
Op die plattegrond worden de pitten schematisch aangegeven.

Bekijke de afbeelding (vergroot deze).
Zie je dat je de pit rechtsboven kunt gebruiken door de 1e draaiknop open te draaien?

Slide 11 - Diapositive

Gas - draaiknop
Op de draaiknop zie je 'een verdikking' of een lijn.

In de afbeelding zie je of:
- de gaskraan dicht zit (gas uit)
- het gas hoog staat (grote vlam)
- het gas laag staat (kleine vlam)




Als je het gas hoog zet bij een kleine pan, gaat de warmte om de pan heen: Pasop want de oren worden dan heel erg heet! Niet doen dus!

Bij het koken en bakken altijd de temperatuur in de gaten houden. De temperatuur wordt bepaald door te werken met een kleine of grote vlam (weinig / veel gas).

Slide 12 - Diapositive

Vlam in de pan
Draai het gas uit
Doe bijv. een deksel op de pan.

Kijk op het plaatje hoe je dat doet. Je beschermt jezelf door het op deze manier te doen!
Beweeg de deksel van je af!

Slide 13 - Diapositive

Na het koken
Etensresten in de afvalbak! (gebruik papier)
1.  Vaat voorspoelen met lauw water
2. Afwassen (gebruik niet teveel zeep):  
Gebruik warm water en een afwasborstel
3. Afwas op het rekje plaatsen
4. Afdrogen met de theedoek
5. Afwas terug op de juiste opruimplek
6. Werkplek schoon en droog maken 
     met het vaatdoekje
7. Vergeet het fornuis /bakplaten/ roosters niet  schoon te maken met een sopje


Afdekroostertje 
na het afwassen schoonmaken 
en terugplaatsen.
8. Gebruikte doeken in de waszak doen.
Bah, je doet toch 
geen etensresten 
in het afwaswater? 

Slide 14 - Diapositive

0

Slide 15 - Vidéo

Veiligheid snijden
Iedereen heeft het filmpje over het snijden van de ui gezien en weet hoe dat moet. 

De techniek van het snijden langs de gebogen vingerkootjes pas je ook toe bij het snijden van de andere groente.

Let erop dat je je vingers die je op het voedsel hebt, gebogen houdt.  
Je snijdt langs je 2e vingerkootjes. 
Zo kun je je niet in je vinger snijden.
1
Snij de ui door zoals op het plaatje te zien is  (je kunt de ui ook eerst pellen).

Laat deel 1 eraan zitten
Snij deel 2 eraf
snijden zoals het filmpje
2

Slide 16 - Diapositive

Snijtechniek
  • Snij eerst de lengte richting in.
      Je ziet dat bj de paprika.

  • De courgette is ook zo  ingesneden maar   daarna is dat  ook nog overdwars in de   lengterichting gedaan  (in afbeelding   linksboven te zien).

  • Als je nu overdwars in de breedte gaat   snijden, dan krijg je mooie kleine stukjes.
Insnijden! 
Dat is wat anders dan doorsnijden!
Insnijden!  Aan de linkerkant is het ingrediënt niet doorgesneden.

Slide 17 - Diapositive

Veiligheid bakken 
en ongezond bakvet
De stelen van de koekenpan boven het aanrecht houden  ==> 
Je loopt dan niet tegen de steel aan.
Hierdoor kan de pan gaan schuiven.

Als boter te heet is, is het zwart met donkere stukjes. Als olie te heet is, rookt en/of walmt het. STOP!

Zet het vuur uit en de pan op een koude pit. Vraag de docent je te helpen.
De pan is zwart? Niet met een mes/vork/lepel in de pan om het weg te schrapen. Meld je bij de docent. 
Deze vertelt wat je moet doen!

Slide 18 - Diapositive

De schijf van vijf 
Je weet uit welke vakken de ingrediënten van dit gerecht komen en welke voedingsstoffen je met dit gerecht binnenkrijgt (klas 2)

Slide 19 - Diapositive

Als je deze les hebt gedaan en de inhoud kent,
maak dan de toets!
Je moet alle vragen in 1 x goed beantwoorden! 
Je mag je 2 x vergissen.
Lees elke vraag goed door.  Bekijk rustig de antwoorden. Je mag ook 'spieken'.
Als je twijfelt, zoek dan het juiste antwoord op.
Waarom zo streng? 
Je moet je aan de afspraken kunnen houden, 
de afspraken moet je kennen!

Slide 20 - Diapositive

Maak nu de toets over koken. 

SUCCES 

Slide 21 - Diapositive


Wat is waar?
A
vaatdoekje om de handen mee af te drogen
B
vaatdoekje om de afwas mee af te drogen
C
vaatdoekje om de werkplek mee schoon te houden
D
vaatdoekje om een pan mee leeg te vegen

Slide 22 - Quiz

Je ziet hier een afwasbak. Deze gebruik je om.....
A
schone spullen in te verzamelen
B
ingrediënten in te bewaren
C
ingrediënten in af te wassen
D
materiaal af te wassen, vul met warm water en afwasmiddel

Slide 23 - Quiz


Je verhit olie in een koekenpan.
Hoe weet je dat de olie de juiste temperatuur heeft om er in te gaan bakken?
A
Je gebruikt een houten lepel en je let op kleine 'luchtbelletjes'
B
Je gebruikt een metalen spatel en je let op kleine 'luchtbelletjes'
C
Als de olie een beetje zwart wordt aan de buitenkant is het heet genoeg
D
Dat is altijd na ongeveer 3 minuten

Slide 24 - Quiz


Wat is waar?
A
theedoek om de handen mee af te drogen
B
theedoek om de afwas mee af te drogen
C
theedoek om de werkplek mee schoon te houden
D
theedoek om een pan mee leeg te vegen

Slide 25 - Quiz

Je hebt gegeten.
Er liggen nog wat kleine etensresten op je bord. Wat doe je daarmee?
A
Die gaan met je bord, in het afwaswater
B
Die spoel je eraf met water, ze komen in de gootsteen
C
Die veeg je eraf, op het aanrecht
D
Die haal je eraf, je doet ze in het afvalbakje/de afvalbak

Slide 26 - Quiz

Gas hoog, grote vlam
Gas dicht
geen vlam
Gas laag, kleine vlam
Welke hoort waarbij? 

Slide 27 - Question de remorquage


Wat is waar?
A
handdoek om de handen mee af te drogen
B
handdoek om de afwas mee af te drogen
C
handdoek om de werkplek mee schoon te houden
D
handdoek om een pan mee leeg te vegen

Slide 28 - Quiz

Afwassen
doe je in
A
kokend water met een beetje afwasmiddel
B
lauw water met een beetje afwasmiddel
C
koud water met een beetje afwasmiddel
D
warm water met een beetje afwasmiddel

Slide 29 - Quiz

De werkplek
A
afval mag op het aanrecht, je ruimt het aan het einde op
B
afval op de snijplanken laten liggen
C
afval direct in het afvalbakje, geen rommel op het aanrecht
D
afval in de gootsteen doen

Slide 30 - Quiz

Het afwaswater stroomt niet weg door de afvoer.
Er is een verstopping...
A
doordat er etensresten in de afvoer zijn gekomen
B
doordat er teveel water doorheen is gegaan
C
doordat er afwasmiddel in de afvoer is terechtgekomen
D
de afvoer kan nooit verstopt raken

Slide 31 - Quiz

Je gebruikt tijdens het koken steeds:
een mesje (snijden groente), een lepel (roeren), een vork ('prikken of iets gaar is).
Waar laat je dat materiaal 'even tussendoor'
A
op het aanrecht / op de werkplek
B
op een daarvoor bedoeld bord en/of bijvoorbeeld op de snijplank
C
die doe je steeds in de afwas, je wast elke keer tussendoor af. Dat kan wel 10x zijn.
D
in de gootsteen

Slide 32 - Quiz

Als ..... 1 dan .... 2

A
(1) je deze gebruikt(2) krijg je zeker een verstopte afvoer
B
(1) je deze gebruikt (2)komen er geen etensresten in de afvoer

Slide 33 - Quiz

Wat doe je met een afdruiprek?
A
als je de afwas hebt afgedroogd, zet je hier alles op
B
als je hebt afgewassen, zet je de natte afwas hierop, dan kan dat uitlekken
C
de vuile afwas zet je hierop, dan pak je het eraf om te gaan afwassen
D
deze wordt gebruikt om alles netjes op te ruimen.

Slide 34 - Quiz


Met het vaatdoekje
A
veeg je etensresten in de gootsteen
B
veeg je etensresten op je hand of bijv. een bord, daarna gooi je ze weg
C
veeg je etensresten op de vloer
D
droog je de afwas af

Slide 35 - Quiz

Werken met een koekenpan
of muffinvorm
Zo doe je dat:
A
Gebruik een mes
B
Gebruik een scherp voorwerp zodat je de bodem in 1x vernielt
C
Gebruik een vork
D
Gebruik een kunsstof spatel of houten lepel

Slide 36 - Quiz

Afvalbakje
aanwezig op de werkplek
want......
afvalbakje
A
daar kunnen de smerige messen en vorken in
B
resten van ingrediënten doe je hier in. Je houdt de werkplek schoon

Slide 37 - Quiz

Wat is waar?

A
Je wast je handen met alleen water en je droogt ze af met een handdoek
B
Je wast je handen met alleen water en je droogt ze af met een theedoek
C
Je wast je handen met water en zeep, je droogt ze af met een vaatdoekje
D
Je wast je handen met water en zeep, je droogt ze af met een handdoek

Slide 38 - Quiz


Je hebt het afwaswater weggespoeld en de afwasbak opgeruimd.
Wat moet je nog even doen?
A
Het afdekroostertje (voor de afvoer) schoonmaken en terugplaatsen
B
Inderdaad, het is antwoord A Je mag niet vergeten dat te doen Klik op A!

Slide 39 - Quiz

Je hebt gegeten. Van al het materiaal zijn de etensresten verwijderd.
Wat doe je voordat je gaat afwassen met materiaal dat nog behoorlijk smerig is?

A
niets, dat materiaal was je als laatste af
B
met afwasmiddel 'insmeren'
C
afspoelen met lauw water, je gebruikt eventueel de afwaskwast
D
met afwasmiddel afwassen en daarna, als je gaat afwassen, dat materiaal nog een keer afwassen

Slide 40 - Quiz

Welke draaiknop
gebruik je als je de
grootse pit wilt
wilt gebruiken

A
de bovenste (1e)
B
de een na bovenste (2e)
C
de een na onderste (3e)
D
de onderste (4e)

Slide 41 - Quiz


Vlam in de pan
A
Ik doe het gas uit. Ik doe iets over het vuur. Ik beweeg van mij af zodat het vuur niet naar mij toekomt.
B
Inderdaad, het is antwoord A Doe het op de juiste manier! Klik op A

Slide 42 - Quiz