Cette leçon contient 42 diapositives, avec diapositives de texte et 7 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Wind, zeestromen en klimaat
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe de atmosferische circulatie werkt.
Je kunt uitleggen hoe de oceanische circulatie werkt.
Je kunt uitleggen hoe moessons ontstaan.
Je kunt kenmerken van de klimaten volgens het Köppensysteem beschrijven en hun voorkomen verklaren.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Gevolg?
Luchtdruk verschillen en daardoor wind
Slide 4 - Diapositive
Onderwerp 1: luchtdruk en wind
Slide 5 - Diapositive
Wind
Wind is de verplaatsing van lucht.
Dat gebeurt door verschillen in luchtdruk.
Onthouden:
evenaar = warm = stijgende lucht (L)
H = droog en dalend
L = nat en stijgend
lucht gaat altijd van een hoge druk gebied naar een lage drukgebied!
Slide 6 - Diapositive
Lucht
Waar de lucht wordt verwarmd door de zon, stijgt de lucht en neemt de luchtdruk aan het aardoppervlak af
Slide 7 - Diapositive
Lucht
Hier ontstaan een lagedrukgebied of minimum
Slide 8 - Diapositive
Lucht
Vanuit de omgeving, waar de luchtdruk hoger is, stroomt er lucht over het aardoppervlak naar het lageluchtdrukgebied toe
Slide 9 - Diapositive
Lucht
Hoog in de atmosfeer stroomt de lucht in tegengestelde richting en gaat dalen...
Zo ontstaat een luchtcirculatie waarbij op de ene plaats lucht opstijgt en op de andere plaats lucht daalt
Slide 10 - Diapositive
Lucht
In het gebied met dalende lucht neemt de luchtdruk toe en ontstaat er een hogeluchtdrukgebied of maximum. Het ontstaan van luchtcirculatie in de atmosfeer.
Slide 11 - Diapositive
Ligging van de hoge- en lagedrukgebieden met bijbehorende winden
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Vidéo
Ligging van de hoge- en lagedrukgebieden met bijbehorende winden
Tropisch minimum
Slide 15 - Diapositive
Onderwerp 2: corioliseffect
Begrippen: coriolis effect
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Vidéo
Coriolis effect
Aarde draait van west naar oost, het snelst bij de evenaar
Hierdoor stroomt wind die naar de polen waait, sneller dan wind die vanuit de polen komt.
Begrippen: Atmosferische circulatie, wet van Buys Ballot en pasaatwinden
Slide 21 - Diapositive
Atmosferische circulatie
Op wereldschaal vormen de beschreven processen min of meer permanente zones van hoge en lage luchtdruk
Hierdoor de wind gehele jaar door uit dezelfde richtingen
Slide 22 - Diapositive
Atmosferische circulatie:
De verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen). Heet ook mondiaal windsysteem.
Slide 23 - Diapositive
Toepassen coriolis effect bij mondiale winden gebruiken we de Wet van Buys Ballot:
lucht altijd beweegt van H naar L
Wind in de rug:
NH afwijking naar rechts & ZH afwijking naar links links.
Slide 24 - Diapositive
De winden die het hele jaar uit oostelijke richting van de subtropische hogedrukgebieden naar de evenaar waaien
= Passaatwinden
Slide 25 - Diapositive
Oefening baart kunst
Maak van §3.2 opdrachten 2, 3 en 4
Slide 26 - Diapositive
Onderwerp 4: De ITCZ
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Vidéo
De zon staat niet altijd loodrecht op de evenaar, maar beweegt door de schuine stand van de aardas in een jaar heen en weer tussen de keerkringen (23,5˚ N.B. en Z.B.)
Slide 29 - Diapositive
Het tropisch minimum dat door de loodrechte zoninvalshoek ontstaat, beweegt mee.
Ook wel ITCZ genoemd:
Zone met lage luchtdruk op en nabij de evenaar
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Ligging tropisch minimum
Slide 32 - Diapositive
Onderwerp 5: De Moesson
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Vidéo
Het gevolg van de verschuiving van de ICTZ en het mondiale luchtdruk- en windsysteem zijn de halfjaarlijks wisselende winden = moesson
Daarom een regen en droogseizoen!
Slide 35 - Diapositive
Onderwerp 6: Zeestromen
Slide 36 - Diapositive
De overheersende winden zijn de belangrijkste reden voor het ontstaan van de oceanische circulatie of zeestromen
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Diapositive
De zeestromen zijn samen met het windsysteem verantwoordelijk voor een herverdeling van zonne-energie over de aarde.
Net als bij de wind hebben de bolvorm en de draaiing van de aarde invloed op het patroon van de zeestromen.
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Diapositive
Warme en koude zeestromen
Twee soorten zeestromen: warme zeestromen brengen warm water naar de polen en koude zeestromen brengen koud water naar lagere breedtes
‘warm’ en ‘koud’ betekent dat watertemperatuur hoger of lager is dan je zou verwachten op bepaalde breedtegraad
Slide 41 - Diapositive
Aan de slag
Maak van §3.2 opdrachten 2, 3c, 5, 6, 7abde en 8. Maak deze opdrachten om te oefenen met de leerstof.