Uitleg argumenteren 3: argumentatieschema's






Lesdoel 1: ik kan verschillende soorten argumentatieschema's herkennen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon






Lesdoel 1: ik kan verschillende soorten argumentatieschema's herkennen

Slide 1 - Diapositive

Argumentatieschema
Geeft relatie aan tussen standpunt en argument:
  1. Oorzaak en gevolg 
  2. Kenmerk of eigenschap
  3. Voor- en nadelen
  4. Voorbeelden 
  5. Vergelijking
  6. Autoriteit 

Slide 2 - Diapositive

Oorzaak en gevolg
Hij heeft een onvoldoende gehaald 

want hij heeft niet geleerd. 

Slide 3 - Diapositive

Oorzaak en gevolg
Dit is een gevaarlijke kruising 

want er gebeuren hier veel ongelukken. 

Slide 4 - Diapositive

Kenmerk of eigenschap
Dat is een goede zanger

want hij zingt altijd zuiver.

Slide 5 - Diapositive

Voor- en nadelen
Je moet je huiswerk maken 

want anders zul je nooit een voldoende halen.

Slide 6 - Diapositive

Voor- en nadelen
Laten we deze zomer op vakantie naar Frankrijk gaan 

want dan hebben we de grootste kans op mooi weer.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Een topfunctie is haalbaar voor Nederlandse vrouwen 

want Neelie Smit Kroes is jarenlang Eurocommissaris geweest.

Slide 8 - Diapositive

Vergelijking
Je kunt best een voldoende halen voor deze toets 

want Johan is het ook gelukt.

Slide 9 - Diapositive

Vergelijking
Nederland moet meer investeren in duurzaamheid

want Duitsland doet dat ook.

Slide 10 - Diapositive

Autoriteit
Je mag niet door rood rijden

want dat staat in de wet.

Slide 11 - Diapositive

Autoriteit
Je moet minimaal twee keer per dag je tanden poetsen 

want dat zegt de tandarts.

Slide 12 - Diapositive

Welk argumentatieschema wordt gebruikt in de volgende argumentatie?

Slide 13 - Diapositive

Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Autoriteit
B
Oorzaak-gevolg
C
Voordelen-nadelen
D
Voorbeeld

Slide 14 - Quiz

Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg

Slide 15 - Quiz

Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 16 - Quiz

Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Voordelen-nadelen
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 17 - Quiz

Waarom moet ik een briefje halen? Isabelle was vorige les ook te laat en zij hoefde geen briefje te halen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Voorbeeld
D
Autoriteit

Slide 18 - Quiz

Deze supermarkt vindt omzet belangrijker dan dierenleed, want het merendeel van het kippenvlees in de schappen is afkomstig van plofkippen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Kenmerk of eigenschap
D
Voordelen-nadelen

Slide 19 - Quiz

Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 20 - Quiz

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhoog gaan. De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst ook in een interview gezegd.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 21 - Quiz

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega's. Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij 's middags wel in de sportschool was.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 22 - Quiz

Argumentatiestructuren

Slide 23 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 24 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 25 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie

Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.




Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie

Bij een afhankelijke nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Alleen in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).




Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 30 - Quiz


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 31 - Quiz


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 32 - Quiz


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 33 - Quiz

Maken: opdracht 33 t/m 38 en inleveren via Teams

Slide 34 - Diapositive