Facilitaire dienstverlening; Huishoudelijke Dienst

Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting 
Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting, Huishoudelijke Dienst
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting 
Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting, Huishoudelijke Dienst

Slide 1 - Diapositive

Huishouden

Slide 2 - Carte mentale

Lees Tekstbron 3.6 Schoonmaken volgens plan
hierna volgen enkele vragen...

Klaar? Open lesbrief 2 in Teams-opdrachten en vul alvast enkele antwoorden in.

Slide 3 - Diapositive

Periodieke schoonmaak is
A
iets dagelijks reinigen
B
onregelmatig iets reinigen
C
met vaste regelmaat iets reinigen
D
nooit iets reinigen

Slide 4 - Quiz

schoonmaakfrequentie is
A
hoe vaak je het gebruikt
B
hoe vaak je het schoonmaakt
C
waarmee je het schoon moet maken
D
waarom je het schoon moet maken

Slide 5 - Quiz

schoonmaakmiddelen
reinigingsmiddelen - schoonmaken van bv keuken/ toilet

onderhoudsmiddelen - levensduur verlengen bv meubelwas/ leeronderhoud

desinfecteermiddelen - micro-organismen doden bv chloor

oplosmiddelen - hardnekkig vuil bv terpentine voor verf ( gevaarlijk voor milieu en gezondheid)

Slide 6 - Diapositive

Schoonmaakmiddel
Cette vidéo n'est plus disponible

Slide 7 - Diapositive

reinigingsmiddelen
vetoplosser; basisch - lage zuurgraad, hoge PH waarde ( bv soda, afwasmiddel)
kalk verwijderen; - zuur - hoge zuurgraad, lage PH waarde ( bv schoonmaakazijn, antikalk)

Slide 8 - Diapositive

zet de afbeelding op het juiste soort schoonmaakmiddel.
reinigingsmiddel
oplosmiddel
onderhoudsmiddel
desinfecteermiddel

Slide 9 - Question de remorquage

Voor het schoonmaken van de keuken gebruik je meestal
A
allesreiniger
B
chloor
C
terpentine
D
glassex

Slide 10 - Quiz

voor het verwijderen van kalkaanslag kan je het beste een ........ schoonmaakmiddel gebruiken
A
basisch
B
zuur

Slide 11 - Quiz

een schoonmaakmiddel wat goed vet kan oplossen heeft een ...... PH waarde
A
hoge
B
lage

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de 5 schoonmaakregels?

Slide 13 - Question ouverte





Wat betekent dit gevarensymbool? (3.5)

Slide 14 - Carte mentale





Wat betekent dit gevarensymbool?

Slide 15 - Carte mentale

Pictogrammen

Slide 16 - Diapositive

Bonte
was
Donkere
was
Witte
was
Fijne was

Slide 17 - Question de remorquage

Wat betekenen de wassymbolen?          
Bleken
Professioneel reinigen
Strijken
Drogen
Wassen

Slide 18 - Question de remorquage

Als je wasgoed sorteert, kijk je alleen naar de kleur van het wasgoed
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Losse knopen aanzetten hoort bij een goede voorbereiding van de was
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Fijne lingerie kan je op 60 graden wassen
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

wasverzachter maakt wasgoed antistatisch
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

vloeibare wasmiddelen wassen beter schoon dan waspoeder
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

stap 1

stap 2

stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
stap 7

strijk de kraag
strijk de schouderstukken 
strijk de mouwen
strijk het voorpand, het rugpand en het andere voorpand
strijk de dubbele delen
controleer de temperatuur en het water
ruim alles op

Slide 24 - Question de remorquage

Een goede werkhouding is belangrijk tijdens werken in de facilitaire dienst. Een mooi woord hiervoor is
A
economie
B
evacuatie
C
evaluatie
D
ergonomie

Slide 25 - Quiz

cijferopdrachten
- periodieke schoonmaak
- relatiegeschenk
- beoordelingsformulier
- buffethapjes
- koken
- divers
- toets


Slide 26 - Diapositive

vragen?
Beantwoord de vragen in de lesbrief bij 'opdrachten' in Teams

Voer de opdracht uit en maak foto's voor je verslag.

Slide 27 - Diapositive