Facilitaire dienstverlening; Huishoudelijke Dienst deel 1

Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting 
Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting, Huishoudelijke Dienst
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting 
Facilitaire dienstverlening, catering en inrichting, Huishoudelijke Dienst

Slide 1 - Diapositive

Huishouden

Slide 2 - Carte mentale

Lees Tekstbron 3.6 Schoonmaken volgens plan
hierna volgen enkele vragen...

Klaar? Open lesbrief 2 in Teams-opdrachten en vul alvast enkele antwoorden in.

Slide 3 - Diapositive

Periodieke schoonmaak is
A
iets dagelijks reinigen
B
onregelmatig iets reinigen
C
met vaste regelmaat iets reinigen
D
nooit iets reinigen

Slide 4 - Quiz

schoonmaakfrequentie is
A
hoe vaak je het gebruikt
B
hoe vaak je het schoonmaakt
C
waarmee je het schoon moet maken
D
waarom je het schoon moet maken

Slide 5 - Quiz

schoonmaakmiddelen
reinigingsmiddelen - schoonmaken van bv keuken/ toilet

onderhoudsmiddelen - levensduur verlengen bv meubelwas/ leeronderhoud

desinfecteermiddelen - micro-organismen doden bv chloor

oplosmiddelen - hardnekkig vuil bv terpentine voor verf ( gevaarlijk voor milieu en gezondheid)

Slide 6 - Diapositive

Schoonmaakmiddel
Cette vidéo n'est plus disponible

Slide 7 - Diapositive

reinigingsmiddelen
vetoplosser; basisch - lage zuurgraad, hoge PH waarde ( bv soda, afwasmiddel)
kalk verwijderen; - zuur - hoge zuurgraad, lage PH waarde ( bv schoonmaakazijn, antikalk)

Slide 8 - Diapositive

zet de afbeelding op het juiste soort schoonmaakmiddel.
reinigingsmiddel
oplosmiddel
onderhoudsmiddel
desinfecteermiddel

Slide 9 - Question de remorquage

Voor het schoonmaken van de keuken gebruik je meestal
A
allesreiniger
B
chloor
C
terpentine
D
glassex

Slide 10 - Quiz

voor het verwijderen van kalkaanslag kan je het beste een ........ schoonmaakmiddel gebruiken
A
basisch
B
zuur

Slide 11 - Quiz

een schoonmaakmiddel wat goed vet kan oplossen heeft een ...... PH waarde
A
hoge
B
lage

Slide 12 - Quiz





Wat betekent dit gevarensymbool? (3.5)

Slide 13 - Carte mentale





Wat betekent dit gevarensymbool?

Slide 14 - Carte mentale

vragen?
Beantwoord de vragen in de lesbrief bij 'opdrachten' in Teams

Voer de opdracht uit en maak foto's voor je verslag.

Slide 15 - Diapositive