Enjambement -> versregel wordt dan afgebroken (nadrukleggen)
Slide 12 - Diapositive
Enjambement
Als een versregel wordt afgebroken op een plaats waar dat 'normaal' niet zou gebeuren. De woorden voor en na de afbreuk krijgen daardoor meer nadruk.
Slide 13 - Diapositive
Samenhang door herhaling
In een gedicht ontstaat samenhang door herhaling. Herhaling kan op verschillende manieren ontstaan. Zo kan de inhoud van het gedicht zich herhalen, er kan rijm gebruikt worden en er zit vaak een metrum in gedichten.
Slide 14 - Diapositive
Tim Hofman
Samenhang:
Inhoud: bepaalde woorden of situaties keren terug. In Tripolair zijn dat vormen en het 'anders zijn'.
Rijm: herhaling van klanken. Je hebt verschillende vormen van rijm. In Tripolair zie je onder andere: gepest-rest, met-meer.
Metrum: de vaste afwisseling van sterk en zwak beklemtoonde lettergrepen. Een metrum is regelmatig. Denk aan: Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan. Er zijn verschillende soorten metrum. Moderne gedichten hebben vaak geen metrum. Er is dan sprake van ritme: er zit geen regelmaat in de (on)beklemtoning van woorden.
Slide 15 - Diapositive
Rijm
volrijm
De beklemtoonde klinker en de daarop volgende medeklinker(s) klinken gelijk. Kinderen - hinderen, bloot- dood, gesprek - hek
alliteratie = beginmedeklinkers van beklemtoonde woorden zijn gelijk. Languit - liggend
Slide 16 - Diapositive
Zoek:
Volrijm
Assonantie (klinkers)
Alliteratie (beginmedeklinker)
Slide 17 - Diapositive
Rijm
Als de laatste woorden van van een versregel op elkaar rijmen, is er sprake van eindrijm. Als er eindrijm is, kan je een rijmschema opstellen. Je geeft dan de woorden die op elkaar rijmen dezelfde letter.
Gekruisd rijm = abab
Gepaard rijm = aabb
omarmend rijm = abba
Slide 18 - Diapositive
De hoeveelheid versregels binnen een strofe bepalen de strofevorm:
distichon (twee versregels)
terzine (drie versregels)
kwatrijn (vier versregels)
kwintet (vijf versregels)
sextet (zes versregels)
septet (zeven versregels)
octaaf (acht versregels)
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Les 3
Maandag 15 mei
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Terugblik vorige lessen
Wat is enjambement?
Welke strofevormen zijn er?
Wat voor rijm heb je allemaal?
Welke rijmschema's heb je?
Wat is het metrum van een gedicht?
Welke verschillende soorten metrum heb je allemaal?
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
Antimetrie
Er wordt bewust van het gehanteerde metrum afgeweken.
De moeder de vrouw vs. 2.
Slide 25 - Diapositive
Herhaling: Wie is er aan het woord?
Vaak is er een ik-figuur aanwezig in een gedicht. Dat is niet de dichter: je noemt deze verteller simpelweg 'ik-figuur'.
Als je in een gedicht een ik-figuur treft die duidelijk voor jou zijn gevoels verwoord, dan noem je dat een lyrisch-ik.
Slide 26 - Diapositive
4.6 Vast of vrij
Vormvaste gedichten: vaste vorm volgens regels (vaste strofebouw - herkenbaar rijmschema en metrum)
Vrije versen: het tegenovergestelde
Slide 27 - Diapositive
4.9 Genres
Arcrostichon
Elegie
Ode en hymne
Sonnet
Shakespeare-sonnet
Slide 28 - Diapositive
4.7 en 4.8
Veel overeenkomsten met verhaalanalyse. Lees de theorie en benoem welke overeenkomsten je kunt zien met proza-analyse.
Slide 29 - Diapositive
Werken
Je mag in groepjes van maximaal drie personen werken.