OKA 4V1 Lessen module 4

Module 4 
Het lezen van gedichten
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Module 4 
Het lezen van gedichten

Slide 1 - Diapositive

Les 1
Maandag 8 mei 2023

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je aan bij gedichten?

Slide 3 - Carte mentale

Hoe herken je gedichten?

Slide 4 - Diapositive

Ik-figuur & lyrisch-ik
  • Ik-figuur -> de verteller/ focalisator
  • lyrisch-ik -> ik-figuur die in een gedicht nadrukkelijk de eigen gevoelens verwoordt.

Slide 5 - Diapositive

Pagina 122 t/m 124

Slide 6 - Diapositive

ik-figuur of lyrisch-ik?

Slide 7 - Diapositive

Heeft dit gedicht een ik-figuur of een lyrisch-ik? En aan welke versregel zie je dat?

Slide 8 - Question ouverte

Opdracht 4 en 5 op pagina 101 en 102 maken.
Huiswerk voor vrijdag 12 mei:
Opdracht 4 en 5 op pagina 101 en 102 
Opdracht 1 op pagina 97

Slide 9 - Diapositive

Les 2
Vrijdag 12 mei + maandag 15 mei

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Paragraaf 4.4 - Bouwstenen: versregels en strofen

Strofe -> een groepje bij elkaar horende versregels.
Strofevorm -> distichon, terzine, kwartijn, kwintet, sextet, septet, octaaf.
Enjambement -> versregel wordt dan afgebroken (nadrukleggen)

Slide 12 - Diapositive

Enjambement 
Als een versregel wordt afgebroken op een plaats waar dat 'normaal' niet zou gebeuren. De woorden voor en na de afbreuk krijgen daardoor meer nadruk. 

Slide 13 - Diapositive

Samenhang door herhaling 
In een gedicht ontstaat samenhang door herhaling. Herhaling kan op verschillende manieren ontstaan. Zo kan de inhoud van het gedicht zich herhalen, er kan rijm gebruikt worden en er zit vaak een metrum in gedichten. 

Slide 14 - Diapositive

Tim Hofman
Samenhang: 

Inhoud: bepaalde woorden of situaties keren terug. In Tripolair zijn dat vormen en het 'anders zijn'. 

Rijm: herhaling van klanken. Je hebt verschillende vormen van rijm. In Tripolair zie je onder andere: gepest-rest, met-meer. 

Metrum: de vaste afwisseling van sterk en zwak beklemtoonde lettergrepen. Een metrum is regelmatig. Denk aan: Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan. Er zijn verschillende soorten metrum. Moderne gedichten hebben vaak geen metrum. Er is dan sprake van ritme: er zit geen regelmaat in de (on)beklemtoning van woorden. 

Slide 15 - Diapositive

Rijm 
volrijm 
De beklemtoonde klinker en de daarop volgende medeklinker(s) klinken gelijk. Kinderen - hinderen, bloot - dood, gesprek - hek 

halfrijm 
  • assonantie = beklemtoonde klinkers klinken gelijk. Behaarde - lichaa
  • alliteratie = beginmedeklinkers van beklemtoonde woorden zijn gelijk. Languit - liggend 

Slide 16 - Diapositive

Zoek: 
  1. Volrijm
  2. Assonantie (klinkers)
  3. Alliteratie (beginmedeklinker)

Slide 17 - Diapositive

Rijm
Als de laatste woorden van van een versregel op elkaar rijmen, is er sprake van eindrijm. Als er eindrijm is, kan je een rijmschema opstellen. Je geeft dan de woorden die op elkaar rijmen dezelfde letter. 

Gekruisd rijm = abab
Gepaard rijm = aabb 
omarmend rijm = abba 

Slide 18 - Diapositive

De hoeveelheid versregels binnen een strofe bepalen de strofevorm:  
  • distichon (twee versregels)
  • terzine (drie versregels)
  • kwatrijn (vier versregels)
  • kwintet (vijf versregels)
  • sextet (zes versregels)
  • septet (zeven versregels)
  • octaaf (acht versregels) 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Les 3
Maandag 15 mei

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Terugblik vorige lessen
Wat is enjambement?
Welke strofevormen zijn er?
Wat voor rijm heb je allemaal?
Welke rijmschema's heb je?
Wat is het metrum van een gedicht?
Welke verschillende soorten metrum heb je allemaal?

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Antimetrie
Er wordt bewust van het gehanteerde metrum afgeweken.
De moeder de vrouw vs. 2.

Slide 25 - Diapositive

Herhaling: Wie is er aan het woord?

Vaak is er een ik-figuur aanwezig in een gedicht. Dat is niet de dichter: je noemt deze verteller simpelweg 'ik-figuur'. 

Als je in een gedicht een ik-figuur treft die duidelijk voor jou zijn gevoels verwoord, dan noem je dat een lyrisch-ik

Slide 26 - Diapositive

4.6 Vast of vrij
Vormvaste gedichten: vaste vorm volgens regels (vaste strofebouw - herkenbaar rijmschema en metrum)
Vrije versen: het tegenovergestelde 

Slide 27 - Diapositive

4.9 Genres
Arcrostichon
Elegie
Ode en hymne
Sonnet
Shakespeare-sonnet

Slide 28 - Diapositive

4.7 en 4.8
Veel overeenkomsten met verhaalanalyse. Lees de theorie en benoem welke overeenkomsten je kunt zien met proza-analyse.

Slide 29 - Diapositive

Werken
Je mag in groepjes van maximaal drie personen werken.

Afmaken opdracht 6 en 11 op pagina 103 en 107
Opdracht 13 op pagina 111

Slide 30 - Diapositive

Voor andere lessen
15 op pagina 111 en pagina 112 en 113
Opdracht 16 of 17 pagina 114 t/m 116
Dit is huiswerk voor maandag 22 mei 2023. 

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive