Les 2 - Consumeren

Welkom
2 MAVO/ HAVO

Economie
Consumeren, zelfvoorziening, 
bedragen noteren & gemiddeld uitrekenen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
2 MAVO/ HAVO

Economie
Consumeren, zelfvoorziening, 
bedragen noteren & gemiddeld uitrekenen

Slide 1 - Diapositive

Welk begrip hoort bij de betekenis 'Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben'
A
Behoefte
B
Goed
C
Dienst
D
Schaarste

Slide 2 - Quiz

Aan het eind van deze les
- kan je de economische betekening van het begrip consumeren uitleggen

- kan je bedragen op de juiste manier opschrijven

- kan je de gemiddelde prijs van producten uitrekenen


Slide 3 - Diapositive

Schrijf de betekenis van het woord "consumeren" op.

Slide 4 - Question ouverte

Consumeren
Dagelijks taalgebruik:
Iets opeten of op drinken

Economische betekenis:
Het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien.

Slide 5 - Diapositive

Zelfvoorziening
In plaats van dat je het koopt, kan je het ook zelf maken.

Slide 6 - Diapositive

Hoe schrijf je acht euro vijftig op een juiste manier?
A
8.50
B
€8,50
C
€8.50
D
8,50

Slide 7 - Quiz

Bedragen noteren
Eerst een euroteken                             €

Dan het getal in euro's                         €8

Dan een komma                                      €8,

Dan het getal in centen                       €8,50

Slide 8 - Diapositive

Noteer het volgende bedrag:
tweehonderd vier-en-dertig euro en twee-en-twintig cent

Slide 9 - Question ouverte

Grote getallen
€ 1.000,00

€1.000.000,00

€1.234.567,89

Slide 10 - Diapositive

Noteer het volgende bedrag:
twee miljoen drie honderdduizend en vier-en-zestig euro

Slide 11 - Question ouverte

Gemiddelde uitrekenen
Thomas heeft voor economie de volgende cijfers gehaald:
5,8
7,3
3,4
9,0

Hoe bereken je het gemiddelde?

Slide 12 - Diapositive

Appie koopt een appel voor €0,65, een banaan voor €0,40 en een sinaasappel voor €0,45. Bereken de gemiddelde prijs van een stuk fruit.

Slide 13 - Question ouverte

Zelf aan de slag
Je kan nu zelf aan de slag met het 
werkblad van les 2 in Classroom.

Maak eerst de oefeningen.
Daarna kan je de begrippen bij de betekenis opzoeken. 
Als laatste kan je een samenvatting maken. 

Slide 14 - Diapositive