Grammatica blok 1

Grammatica - Blok 1
2KT5
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica - Blok 1
2KT5

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Na deze les:
- Kun je werkwoorden in de tegenwoordige en in de verleden tijd zetten.
- Kun je de persoonsvorm (PV) in de zin vinden.

Slide 2 - Diapositive

En hoe weet je dat?
Werkwoord
Geen werkwoord
vist
haar
paling
zijn
liep
zon
wens
boom
ik
dacht
wil
dolfijn

Slide 3 - Question de remorquage

Hint
Persoonsvorm is er eentje.
Wat voor soort werkwoorden
ken je allemaal?

Slide 4 - Carte mentale

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Ondervind jij veel last van die blessure?

Slide 5 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes - en hoe kom je daarbij? :


Piet (verbinden) zijn ene veter aan de andere.
A
verbind
B
verbindt
C
verbint

Slide 6 - Quiz

De persoonsvorm (PV)
Werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen. Bijvoorbeeld als persoonsvorm (pv).
De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd (vt) kunt schrijven.
Bijvoorbeeld:
Ik heb mijn vrienden opgehaald.
Ik had mijn vrienden opgehaald.

Slide 7 - Diapositive






Tijdproef

= Een werkwoord van tijd veranderen.

1. Mijn vrienden hebben mij thuis opgehaald.
2. Mijn vrienden hadden mij thuis opgehaald.










Getalproef

= Een werkwoord van aantal veranderen.

1. Remco voetbalt elke dag. 
2. Remco en Jos voetballen elke dag.





Theorie (persoonsvorm --> getalproef + tijdproef)
Op deze manier vind je een persoonsvorm!

Slide 8 - Diapositive

Dus: op welke twee manieren kun je een persoonsvorm vinden?

Slide 9 - Question ouverte

Theorie (hele werkwoord + voltooid deelwoord)
Naast persoonsvormen bestaan ook hele werkwoorden en voltooid deelwoorden.

Hele werkwoord: Het hele werkwoord is het werkwoord zoals het ook in het woordenboek staat. 

Voltooid deelwoord: Deze werkwoorden beginnen met ver-, ge- of ont-. Dit is de werkwoordsvorm die bij een persoonsvorm van de werkwoorden hebben, worden of zijn in de zin staat. 

Slide 10 - Diapositive

Grammatica Blok 1
Zinsdelen, WWG en OND.

Slide 11 - Diapositive

Aya
1. Ik heb een huisdier.
2. Ik ben 13 jaar oud.
3. Ik heb vier zussen. 

Slide 12 - Diapositive

Welke is niet waar?
A
Ik heb een huisdier.
B
Ik ben 13 jaar oud.
C
Ik heb vier zussen.

Slide 13 - Quiz

Theorie (zinsdelen)
Een zin bestaat uit verschillende stukjes informatie (zinsdelen)
Meer informatie/zinsdelen = een langere zin.

De basisdelen = 
  • wat er gebeurt (wwg) - alle ww in een zin.
  • wie/wat het doet (ond)
Chris speelt dagelijks een half uur gitaar.

Slide 14 - Diapositive

Bedenk zelf eens een zin met onderstaand bouwplan.

Wanneer? + Wat gebeurt er? + Wie/wat doet het? + Waar?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

Mijn zus zal haar boeken straks naar de bibliotheek brengen.

Slide 16 - Question ouverte

Theorie (wwg en ond)
wwg = werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin

Siënna heeft haar kamer opgeruimd.
-----------------------------------------------------------------------
ond = onderwerp =
stel de vraag: wie/wat + werkwoordelijk gezegde?

Siënna heeft haar kamer opgeruimd.


Slide 17 - Diapositive

Wat is het wwg en het ond uit onderstaande zin?

Luca heeft vandaag extra drinken meegenomen.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het wwg en het ond uit onderstaande zin?

Morgen vier ik mijn verjaardag.

Slide 19 - Question ouverte

Verdeel de zin hieronder in zinsdelen.
Zet er streepjes tussen (hoofdletter i typen)

Siënna heeft haar kamer opgeruimd.

Slide 20 - Question ouverte

Benoem het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde:

Siënna I heeft I haar kamer I opgeruimd.

Slide 21 - Question ouverte

Aan de slag!
De opdrachten voor deze week zijn 1.3 -1.5. 

Klaar? Dan kan je verder werken aan je boeken TOP 10. (Huiswerk voor dinsdag)

Slide 22 - Diapositive