Herhaling interactievaardigheden

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

Herhaling interactievaardigheden

De lesdoelen van vandaag:

• Ophalen van kennis rondom respect voor autonomie, sensitieve responsiviteit, praten en uitleggen
  
  
• Interactievaardigheden koppelen aan de dagstructuur en overgangssituaties 

Even een opfrisser: Wat is sensitieve responsiviteit?

Hoe laten kinderen signalen zien?

1. Verbaal
2. Non-verbaal
3. Verbaal en non-verbaal

Wat zijn non-verbale signalen?

1. Stemgebruik
2. Lichaamshouding
3. Gezichtsuitdrukkingen

Hoe kan je aan een kind zien dat hij/zij zich prettig voelt in de groep?

Complimentjes zijn belangrijk voor kinderen. Wat voor compliment kan je geven waarin je concreet, duidelijk en oprecht bent?

Wat betekent autonomie?

1. Het recht om zelf te bepalen wat je mag doen
2. Niet luisteren naar wat mensen je vertellen
3. Afhankelijk zijn van een ander
4. Niet je eigen keuzes maken, en anderen voor jou laten bepalen

Wat betekent respect voor autonomie?

1. Het herkennen van signalen van het kind, en hier passend op reageren
2. De zelf wil en zelfstandigheid van het kind waarderen
3. Communiceren met het kind op passend bij de doelgroep
4. Geen van allen

Het doel van respect voor autonomie is...

1. Zelfvertrouwen geven aan het kind
2. Aanhankelijkheid stimuleren
3. Communiceren met het kind
4. Het kind zelf keuzes laten maken

Respect voor autonomie kan je stimuleren door:

Het belangrijkste bij het praten met kinderen is dat je zorgt voor tweerichtingsverkeer.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe kun je met praten en uitleggen de ontwikkeling van kinderen stimuleren?

Een basishouding bij het praten met kinderen is gelijkwaardigheid. Wat wordt hiermee bedoeld?

De dagstructuur

Zo, nu hebben wij de interactievaardigheden even herhaald en opgefrist. Deze nieuwe beroepstaak zijn jullie begonnen met de dagstructuur. 

Wat weet jij van 'het kind begeleiden in de dagstructuur?'

Overgangssituaties

Van de ene naar de andere situatie overgaan in de dagstructuur is niet gemakkelijk voor kinderen, ze moeten loslaten wat ze aan het doen zijn en weer in iets nieuws stappen. Dat kan een gevoel van onveiligheid geven.

Ondersteunen in overgangssituaties

• Werk met vaste volgordes en rituelen.
• Kondig de overgang altijd aan.
• Benoem wat je ziet, wat je doet, wat je gaat doen. 
• Laat kinderen helpen bij het klaarmaken van de nieuwe situatie.
• Richt jullie aandacht gezamenlijk op de nieuwe situatie en maak de nieuwe situatie aantrekkelijk.
• Geef kinderen de tijd om om te schakelen. Kijk waar ze naar kijken; daaraan zie je wat ze op dat moment bezighoudt.  

Geef aan wanneer of op welke manier het kind weer verder kan. (‘Na het eten mag je verder spelen.’)

De opdracht

Zie werkblad in de bijlage. 

Klaar?

Heb je de opdracht uitgewerkt? Lever het dan in, via teams