Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Les 6 spieren
Vandaag :
Even over vorige week ....
• De spieren
• Skeletspieren
• Gladde spieren
• Hartspieren
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
De student kent de verschillende spieren en kan deze benoemen
De student kan de functie en werking van de spier vertellen
De student kan benoemen hoe spiergroepen bewegen
De student kan uitleggen hoe een spierbeweging tot stand komt
Slide 2 - Diapositive
Wat heb je onthouden van de les van vorige week over de ribben, borstbeen en ledematen ?
Slide 3 - Question ouverte
Soorten Spieren
Skelet spieren
Gladde spieren
hartspieren
Slide 4 - Diapositive
Spieren aan de voorzijde van het lichaam
Slide 5 - Diapositive
Spieren
Uitvoerders van bewegingen
Houding lichaam
Zit via pezen vast aan twee botten
Door contractie ontstaat er beweging
Slide 6 - Diapositive
Spier en spierweefsel
De bouwsteen van een spier is een spiercel of spiervezel.
Eigenschappen van spiercellen
Ze kunnen reageren op elektrische prikkels
Ze kunnen zich verkorten door samen te trekken (contractie)
Ze kunnen uitgerekt worden
Na samentrekken of rekken kunnen ze weer hun rustlengte aannemen
Slide 7 - Diapositive
Opbouw spier
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Spierspanning
Door de spiervezels aan te spannen kun je je botten bewegen. Door spiercontractie ontstaat een hogere spanning in de spier.
Ook in rust hebben de spieren een bepaalde spanning (tonus). Tijdens het slapen neemt deze rustspanning iets af. Als iemand erg nerveus of gespannen is, neemt de tonus in bepaalde spieren soms toe. Bij spasticiteit is de rusttonus van de spier te hoog.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Een skeletspier wordt gebruikt voor onwillekeurige gecontroleerde bewegingen van botten ten opzichte van elkaar
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
De skeletspieren zijn lange onvertakte dwarsgestreepte vezels en liggen in bundels bij elkaar
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Gladde spieren zijn niet- wilsgebonden spieren . Wat betekent dat ?
Slide 14 - Question ouverte
Kun je voorbeelden noemen van glad spierweefsel ?
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Leg uit in eigen woorden hoe de spieren werken
Slide 18 - Question ouverte
Spiervezels zijn opgebouwd uit myofibrillen
- specialiseerde structuren
- opgebouwd uit eiwitketens = myofilamenten ( Actine en Myosine)
- afhankelijk van de hoeveelheid spierkracht bevat het spiervezel weinig of veel myofibrillen
- Contractiliteit = de mate van samentrekbaarheid
- Liggen parallel aan elkaar in lengterichtng spier
- Samenwerking Actine e Myosine maakt samentrekking spier mogelijk
- Sacromeren = kleinste eenheid van de spier
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Spierengroepen
Spieren kunnen worden ingedeeld naar de beweging die ze tot stand brengen:
Flexoren zorgen voor buiging, extensoren voor strekking.
Exorotatoren zorgen voor draaiing naar buiten, endorotatoren voor draaiing naar binnen.
Adductoren zorgen voor beweging naar het lichaam toe, abductoren voor beweging van het lichaam af.
Veel spieren voeren een beweging uit in meerdere richtingen.
Slide 22 - Diapositive
Hoe komt een beweging tot stand ?
1) Impuls vanuit grote hersenen
2) Via zenuwuitloper naar ruggenmerg
3) Overdracht naar motorische zenuwcel
4) Naar motorische eindplaat in de spier
5) Overgang naar zenuwuitloper naar de spiervezels
6) beweging
Slide 23 - Diapositive
0
Slide 24 - Vidéo
Hoe heet dit verschijnsel ?
A
Spieratrofie
B
Spierextremie
C
Hypertrofie
D
Spierantagonie
Slide 25 - Quiz
Weten jullie wat spieratrofie is ?
Slide 26 - Question ouverte
spieratrofie
Spieratrofie is een probleem bij de spieren waardoor verlies aan spiermassa optreedt en deze steeds dunner worden. Het verlies aan spiermassa betekent ook dat er krachtverlies gaat optreden en de patiënt daardoor minder goed in staat zal zijn zich te bewegen.
Slide 27 - Diapositive
Lesdoelen
De student kent de verschillende spieren en kan deze benoemen
De student kan de functie en werking van de spier vertellen
De student kan benoemen hoe spiergroepen bewegen
De student kan uitleggen hoe een spierbeweging tot stand komt