Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Les 6 spieren
Vandaag :
Even over vorige week ....
• De spieren
• Skeletspieren
• Gladde spieren
• Hartspieren
Slide 1 - Diapositive
Wat heb je onthouden van de les van vorige week over de ribben, borstbeen en ledematen ?
Slide 2 - Question ouverte
Welke soorten spieren kennen wij?
Slide 3 - Question ouverte
Soorten Spieren
Skelet spieren
Gladde spieren
Hartspieren
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Een skeletspier wordt gebruikt voor onwillekeurige gecontroleerde bewegingen van botten ten opzichte van elkaar
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
De skeletspieren zijn lange onvertakte dwarsgestreepte vezels en liggen in bundels bij elkaar
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Gladde spieren zijn niet- wilsgebonden spieren . Wat betekent dat ?
Slide 8 - Question ouverte
Kun je voorbeelden noemen van glad spierweefsel ?
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Zoek snel op in je boek .... Info over de hartspier Hoe ziet t spierweefsel van het hart eruit ? Verschil met glad spierweefsel? Functie ? 2 min opzoek tijd
Slide 12 - Question ouverte
In de volgende dia staat een filmpje met wat herhaling info over de spieren en hoe de spieren werken
Na afloop de vraag of je de werking van spieren in eigen woorden kan uitleggen ?
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Leg uit in eigen woorden hoe de spieren werken
Slide 15 - Question ouverte
Spiervezels zijn opgebouwd uit myofibrillen
- specialiseerde structuren
- opgebouwd uit eiwitketens = myofilamenten ( Actine en Myosine)
- afhankelijk van de hoeveelheid spierkracht bevat het spiervezel weinig of veel myofibrillen
- Contractiliteit = de mate van samentrekbaarheid
- Liggen parallel aan elkaar in lengterichtng spier
- Samenwerking Actine e Myosine maakt samentrekking spier mogelijk
- Sacromeren = kleinste eenheid van de spier
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Hoe komt een beweging tot stand ?
1) Impuls vanuit grote hersenen
2) Via zenuwuitloper naar ruggenmerg
3) Overdracht naar motorische zenuwcel
4) Naar motorische eindplaat in de spier
5) Overgang naar zenuwuitloper naar de spiervezels
6) Beweging
Slide 18 - Diapositive
Hoe heet dit verschijnsel ?
A
Spieratrofie
B
Spierextremie
C
Hypertrofie
D
Spierantagonie
Slide 19 - Quiz
Weten jullie wat spieratrofie is ?
Slide 20 - Question ouverte
spieratrofie
Slide 21 - Diapositive
Wat is spiercontractie?
Slide 22 - Question ouverte
Wat is spiercontractie?
Het proces dat in je spieren plaatsvindt wanneer ze kracht moeten zetten. Oftewel: het samentrekking van een spier
Slide 23 - Diapositive
Zijn er nog vragen?
A
Nee
B
Ja
Slide 24 - Quiz
Geef met een cijfer tussen 0 en 10 aan hoe je deze les vond en waarom ?