Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
De Gadotjo is een consument. Van welke orde?
Slide 1 - Question ouverte
Haaien jagen onder andere op koeneus-roggen. Koeneus-roggen eten vooral schelpdieren. De laatste veertig jaar zijn de populaties van veel grote haaiensoorten afgenomen. Een oorzaak voor de afname is dat mensen op deze dieren jagen en dat ze verstrikt raken in visnetten. Door de afname van haaien, moest ook de visserij op schelpdieren langs de Amerikaanse oostkust enkele jaren geleden worden gestopt. Vraag: Leg uit waardoor het aantal schelpdieren afneemt als het aantal grote haaien afneemt.
Slide 2 - Question ouverte
Noem twee manieren hoe energie kan verdwijnen uit alle trofische niveaus.
Slide 3 - Question ouverte
Een tuinder heeft last van een muizenplaag in zijn groenteveld. Hij plaatst op zijn land een nestkast voor torenvalken. Deze roofvogels gaan daarin nestelen. De tuinder verwacht dat door het plaatsen van de nestkast de opbrengst van de groenten wordt vergroot. Leg dat uit.
Slide 4 - Question ouverte
In de bodem van een oerwoud komen veel bacteriën voor. Waarom is het voor bomen van levensbelang dat deze bacteriën in de bodem leven?
Slide 5 - Question ouverte
Een boer wil van een stukje tropisch regenwoud een akker maken. Hij voegt op dit veldje een hoeveelheid klei aan de bodem toe.
Wat gebeurt er nu op zijn veldje als er weer een flinke regenbui komt? Leg je antwoord uit.
Slide 6 - Question ouverte
Welk dier is het meest efficiënt als er wordt gekeken naar de hoeveelheid enerierijke stoffen die worden doorgegeven aan de trofische niveaus? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Question ouverte
Welke poot is afkomstig van een loopvogel?
Slide 8 - Question ouverte
Welke organismen zijn de enige die stikstofgas kunnen gebruiken en omzetten?
Slide 9 - Question ouverte
Hoe gebruikt de vogel in de afbeelding zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
kraken van zaden
B
prikken in de bodem naar bodemdiertjes
C
prikken tussen de kiertjes in boomschors
D
verscheuren van zijn prooi
Slide 10 - Quiz
Deze dieren hebben een goed uithoudingsvermogen en leven op een harde ondergrond. Over welke soort gangers gaat dit?
A
Zoolgangers
B
Teengangers
C
Hoefgangers
Slide 11 - Quiz
Bepaalde planten hebben kleine dikke bladeren met een goed ontwikkeld wortelsysteem. In wat voor gebied leven deze planten? (voeg twee antwoorden in)
Slide 12 - Question ouverte
Dieren die in het water leven, moeten zo min mogelijk weerstand hebben om snel door het water te kunnen gaan. Hoe noemen we het soort lichaam van dieren die in het water leven?
Slide 13 - Question ouverte
In welk ecosysteem is de humuslaag het dikst?
A
Pionierecocysteem
B
Climaxecosysteem
C
Verzadigdecosysteem
D
Successie-ecosysteem
Slide 14 - Quiz
Leg uit waarom afvaleters niet tot de reducenten worden gerekend.
Slide 15 - Question ouverte
Zijn reducenten autotroof of heterotroof? Leg je antwoord uit.
Slide 16 - Question ouverte
Beschrijf de kortste route die een koolstofatoom (C) uit de lucht aflegt naar een levercel van de mens. Beschrijf dit in drie stappen!
Slide 17 - Question ouverte
Koolstof is nodig voor de opbouw van organische stoffen/anorganische stoffen?
A
Organische stoffen
B
Anorganische stoffen
Slide 18 - Quiz
Boeren gebruiken een natuurlijke manier van bemesting. Leg uit dat gewassen beter groeien na het onderspitten van planten met wortelknobbeltjes dan na het onderspitten van de oorspronkelijke gewassen.