Paragraaf 3 Kijk op cijfers

programma
herhaling paragraaf 2
huiswerk paragraaf 2 en rekentrainer paragraaf 2
uitleg en maken paragraaf 3

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

programma
herhaling paragraaf 2
huiswerk paragraaf 2 en rekentrainer paragraaf 2
uitleg en maken paragraaf 3

Slide 1 - Diapositive

herhaling paragraaf 2

Slide 2 - Diapositive

Schema winst berekenen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Een bedrijf verkoopt 20 tv’s voor € 600,- p.er stuk Deze worden ingekocht voor € 400,- per stuk. De bedrijfskosten zijn
€ 2000,-. Wat is de brutowinst en nettowinst?
Nettowinst per tv?

Slide 5 - Question ouverte

Karel verkoopt t-shirts. Per dag verkoopt hij 40 t-shirts tegen een verkoopprijs van € 24,50. Deze kledingstukken koopt hij in voor € 15 per stuk. 1. Wat is zijn brutowinst per dag?
Karel heeft ook kosten deze zijn per dag € 90,- personeel, € 20,- aan gas, water en licht, overige kosten zijn € 500,- per maand. De winkel is 20 dagen per maand geopend.
2. Wat is zijn nettowinst per dag?

Slide 6 - Diapositive

huiswerk paragraaf 2
en de rekentrainer 1 en 2

Slide 7 - Diapositive

paragraaf 3 kijk op cijfers
leerdoelen
Ik kan de cijfers van bedrijven met elkaar vergelijken

Slide 8 - Diapositive

Verschillende berekeningen
  • wat : waarvan x 100 = 
  • bijvoorbeeld: bakker Arie verkoopt 17 broodjes. Alle bakkers in de straat verkopen samen 73 broodjes. Hoeveel % van de broodjes verkoopt bakker Arie?
  • wat = 17
  • waarvan (totaal) = 73
  • 17 : 73 x 100 = 23,3%

Slide 9 - Diapositive

  • Bedrag : 100 x percentage

  • bijvoorbeeld: de omzet van bakker Arie is 28% van €861,00. Hoeveel omzet heeft bakker Arie?
  • Bedrag = €861,00
  • Percentage = 28%
  • 861 : 100 (=1%) x 28 = €241,08

Slide 10 - Diapositive

  • (Nieuw-oud) : oud x 100%
  • bijvoorbeeld: De omzet van bakker Arie was vorige week €823,00. Deze week is dat €847,00. Wat is zijn procentuele omzetstijging ten opzichte van vorige week?
  • Nieuw = 847
  • Oud = 823
  • (847-823) : 823 x 100 = 2,9%

Slide 11 - Diapositive

Waar moet je op letten?
Om bedrijven te vergelijken met hun cijfers moet je deze uitdrukken in een percentage van de omzet!
Hiervoor gebruiken we de volgende berekening:

(wat wil je weten?) : 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡 𝑥 100

Signaalwoorden zoals; van de of ten opzichte van geven aan dat het gegeven daarna 100% is, en komt dus achter het deelteken. In dit geval is dat de omzet

Slide 12 - Diapositive

Wat moet je kunnen uitrekenen?

Inkoopwaarde : omzet x 100 = ... %
Brutowinst : omzet x 100 = ... %
Bedrijfskosten : omzet x 100 = ... %
nettowinst : omzet x 100 = ... %

Slide 13 - Diapositive

Groei of daling berekenen
Wanneer je een groei of daling wilt uitrekenen gebruik je de volgende formule:

(𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤 −𝑜𝑢𝑑)/𝑜𝑢𝑑 𝑥 100

Te herkennen aan de woorden: Meer, minder, groter, kleiner, groei, krimp stijging, daling etc...

Slide 14 - Diapositive

paragraaf 3 kijk op cijfers
leerdoelen
Ik kan de cijfers van bedrijven met elkaar vergelijken

Slide 15 - Diapositive

aan het werk!
huiswerk paragraaf 3 en rekentrainer paragraaf 3

Slide 16 - Diapositive

Deze maand zijn er 380 truien verkocht. 80% van de truien zijn verkocht aan vrouwen en 20% aan mannen.

Hoeveel truien zijn er verkocht aan vrouwen?

Slide 17 - Question ouverte

Omzet: €20.000, Inkoopwaarde: €5.000, Brutowinst: €15.000

Druk de brutowinst in procenten uit van de omzet.

Slide 18 - Question ouverte

Omzet: €20.000, Inkoopwaarde: €5.000, Bedrijfskosten: €6.000
Druk de nettowinst in procenten uit van de omzet.

Slide 19 - Question ouverte

In 2018 was de omzet €10.000 en in 2020 was de omzet €12.000.
Met hoeveel procent is de omzet gestegen?

Slide 20 - Question ouverte

De taxibedrijven in Nederland hebben in een jaar hun omzet zien stijgen met 8%. De omzet van het taxibedrijf van Angelo is in dat jaar van € 135.000 gestegen naar € 149.850. Angelo is best tevreden over de stijging van zijn omzet.
Wat kan hiervoor de reden zijn? Leg dit met een berekening.

Slide 21 - Question ouverte