6.6 Aanpassingen bij planten

6.6 Aanpassingen bij planten
Thema 6 Ecologie
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.6 Aanpassingen bij planten
Thema 6 Ecologie

Slide 1 - Diapositive

Wat weten we al?

Slide 2 - Diapositive

Waarom is een gestroomlijnd lichaam belangrijk voor waterdieren?
A
Om voedsel te kunnen vinden
B
Om op te vallen in het water
C
Om goed te kunnen rusten
D
Om zich goed te kunnen voortbewegen

Slide 3 - Quiz

Welke type landzoogdier loopt op de toppen van hun tenen?
A
Zoolgangers
B
Klauwgangers
C
Hoefgangers
D
Teengangers

Slide 4 - Quiz

Wat hebben landzoogdieren in een warme omgeving om lichaamswarmte af te geven?
A
Grote oren en een dunnere vacht
B
Kleine oren en dikke vacht
C
Een dikke vacht en grote oren
D
Kleine oren en dunne vacht

Slide 5 - Quiz

Welke vogels leven in bomen en struiken en moeten zich vastklemmen?
A
Zangvogels
B
Steltlopers
C
Watervogels
D
Roofvogels

Slide 6 - Quiz

Welke snavel is het beste om insecten uit schuilplaatsen te halen?
A
Priemsnavel
B
Haaksnavel
C
Pincetsnavel
D
Kegelsnavel

Slide 7 - Quiz

Begrippen 6.5
  • Gestroomlijnd
  • Haaksnavel
  • Hoefgangers
  • Kegelsnavel
  • Pincetsnavel

  • Priemsnavel
  • Schutkleur
  • Teengangers
  • Zeefsnavel
  • Zoolgangers

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen 6.6
  • Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 9 - Diapositive

Huidmondjes
  • Planten moeten water en koolstofdioxide opnemen en in het licht staan om te overleven.
  • Planten nemen koolstofdioxide op via huidmondjes.
  • Dat zijn kleine openingen in de opperhuid van de bladeren.
  • Via de huidmondjes geven ze ook zuurstof en wat af.
  • De meeste huidmondjes zitten aan de onderkant van de bladeren.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Wat nemen planten op via huidmondjes?
A
koolstofdioxide
B
zout
C
stikstof
D
water

Slide 12 - Quiz

Bladeren in een droge omgeving
In een droge omgeving, kan een plant gemakkelijk uitdrogen.
Planten in een droge omgeving hebben daarom aanpassing aan hun bladeren:
  • Een klein oppervlak
  • Een dik waslaagje (een waterdichte, vetachtige stof)
  • Weinig huidmondjes, die vaker dieper in het blad liggen
  • Beharing
Al deze aanpassingen gaan verdamping van water tegen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Water opslaan en opnemen
In een woestijn regent het soms maanden niet. Daarom moeten planten in de woestijn water opslaan:
  • Vetplanten slaan water op in kleine dikke bladeren.
  • Cactussen slaan het water op in de stengel.
Sommige cactussen hebben een breed uitgegroeid wortelstelsel. Daardoor kunnen ze heel snel heel veel water opnemen als het een keer regent.
Andere cactussen hebben heel lange wortels die diep in de bodem gaan en bij diepere waterlagen komen.

Slide 15 - Diapositive

Waar slaan cactussen water op in de woestijn?
A
Met een breed wortelstelsel
B
In kleine dikke bladeren
C
In de stengel
D
In diepe waterlagen

Slide 16 - Quiz

Bomen in de winter
  • In de winter is het water in de grond bevroren of regent het lange tijd niet.
  • De bomen kunnen dan minder water opnemen.
  • Loofbomen laten daarom in de herfst hun bladeren vallen.
  • Naaldbomen hebben naaldvormige bladeren met een dikke waslaag. Daaruit verdampt weinig water, zij verliezen hun bladeren in de winter niet.

Slide 17 - Diapositive

Bladeren in een vochtige omgeving
Planten in een vochtige omgeving hebben ook aanpassingen:
  • Veel huidmondjes, dicht aan de oppervlakte.
  • Grote, dunne bladeren.
  • Een dunne waslaag.

Slide 18 - Diapositive

Wat voor soort bladeren hebben planten in een vochtige omgeving?
A
Lange, smalle bladeren
B
Grote, dunne bladeren
C
Harige bladeren
D
Kleine, dikke bladeren

Slide 19 - Quiz

Waterplanten
  • Waterplanten leven in het water. De wortels zitten vast in de bodem en de bladeren drijven op het water. De huidmondjes zitten alleen aan de bovenkant van de bladeren.
  • Planten die met de wortels in de modder groeien, hebben luchtkanalen in hun stengels. Daardoor kan zuurstof naar de wortels gaan.
  • Planten die helemaal onder water leven hebben geen huidmondjes. Zij nemen de stoffen op met de bladeren.

Slide 20 - Diapositive

Waar zitten de huidmondjes van waterplanten?
A
In de wortels
B
Alleen aan de bovenkant van de bladeren.
C
In de stengels
D
Aan de onderkant van de bladeren

Slide 21 - Quiz

Aanpassingen aan het licht
  • Planten die het best groeien bij veel licht zijn zonplanten.
  • Deze komen vooral voor op plekken waar geen schaduw is, bijvoorbeeld een open veld.
  • Schaduwplanten groeien het best bij weinig licht. 
  • Deze komen op plekken voor waar veel schaduw is, bijvoorbeeld in een bos.
  • Schaduwplanten hebben vaak grote, dunne bladeren. Daarmee kunnen ze veel licht opvangen.

Slide 22 - Diapositive

Klimplanten
  • Klimplanten houden zich met hechtwortels vast aan muren en andere planten, hieruit kunnen ze ook voedingstoffen opnemen.
  • Klimplanten groeien snel. Hoe hoger ze komen, hoe meer licht ze kunnen opvangen.
  • Sommige klimplanten hebben geen hechtwortels, maar houden zich vast met ranken.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Hoe houden klimplanten zich vast aan muren en andere planten?
A
Met ondergrondse wortels
B
Met hechtwortels
C
Met bloemen
D
Met bladeren

Slide 25 - Quiz

Begrippen 6.6
  • Huidmondje
  • Klimplant
  • Luchtkanaal
  • Schaduwplant
  • Waslaagje
  • Waterplant
  • Zonplant

Slide 26 - Diapositive

Ik kan nu
  • Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 27 - Diapositive

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.6 : 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 6.6
Veel goed? -> Maken 7+ online extra  6.6

 

timer
25:00

Slide 28 - Diapositive