Herhaling thème 2

  • Voca
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Dans ce cours...
  • Verbe avoir
  • Adjectif
  • Négation
  • Chez moi

Slide 2 - Diapositive

Verbe avoir
Weet je nog hoe je het werkwoord avoir (= hebben) moet vervoegen?

Slide 3 - Diapositive

Schrijf het rijtje van avoir uit.

Slide 4 - Question ouverte

Elle ... un lapin.
A
as
B
a

Slide 5 - Quiz

J' ... treize ans.
A
ai
B
ont

Slide 6 - Quiz

Nous ... un jardin.
A
avons
B
avez

Slide 7 - Quiz

Martien et Erica ... un château.
A
ont
B
a

Slide 8 - Quiz

Vous ... les maths?

Slide 9 - Question ouverte

Tu ... une grande maison?

Slide 10 - Question ouverte

Léa ... deux chiens.

Slide 11 - Question ouverte

Non, j' ... une petite maison.

Slide 12 - Question ouverte

Adjectif
Weet je nog wat de regel is bij het bijvoeglijk naamwoord in het Frans?

Slide 13 - Diapositive

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je nog?
Denk aan de kleuren!

Slide 14 - Carte mentale

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het mannelijk meervoud is?
A
e
B
s

Slide 15 - Quiz

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het vrouwelijk enkelvoud is?
A
e
B
s

Slide 16 - Quiz

Welke letters komen er achter het bijvoeglijk naamwoord als het vrouwelijk meervoud is?

Slide 17 - Question ouverte

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud gewoon een extra -s bij.
Il est néerlandais > Ils sont néerlandaiss.
A
B

Slide 18 - Quiz

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen niet nog een -e bij.
Le vélo est rouge > La voiture est rouge.
A
B

Slide 19 - Quiz

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord ....... het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter

Slide 20 - Quiz

Alleen de bijvoeglijke naamwoorden grand en petit komen voor het zelfstandig naamwoord.
A
B

Slide 21 - Quiz

Ma soeur est ...
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 22 - Quiz

C'est un placard ...
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 23 - Quiz

Les garçons sont ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 24 - Quiz

Il a une chaise ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 25 - Quiz

Elles sont ...
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 26 - Quiz

Négation
Weet je nog hoe je in het Frans een zin ontkennend maakt?

Slide 27 - Diapositive

Uit welke 3 delen bestaat de ontkenning?

Slide 28 - Question ouverte

Staat de ontkenning goed in de zin?
Je ne pas suis français.
A
B

Slide 29 - Quiz

Staat de ontkenning goed in de zin?
Samuel ne regarde pas la télé.
A
B

Slide 30 - Quiz

Staat de ontkenning goed in de zin?
Nous ne avons pas un grand jardin.
A
B

Slide 31 - Quiz

Staat de ontkenning goed in de zin?
Il n'y a pas de piscine.
A
B

Slide 32 - Quiz

Maak de zin ontkennend:
Je fais mes devoirs.

Slide 33 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend:
Ma chambre est au grenier.

Slide 34 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend:
Nous sommes dans la cuisine.

Slide 35 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend:
J'ai un vélo rouge.

Slide 36 - Question ouverte

Chez moi
Weet je nog hoe je kan vertellen over je huis en kamer in het Frans?

Slide 37 - Diapositive

Beschrijf hoe jouw huis eruit ziet.
Schrijf 3 Franse zinnen.

Slide 38 - Question ouverte

Beschrijf hoe jouw kamer eruit ziet.
Schrijf 3 Franse zinnen.

Slide 39 - Question ouverte

Reflecteren
Hoe is Frans in periode 2 gegaan?
Beantwoord de vragen hierover op de volgende dia's.

Slide 40 - Diapositive

Ik vind Frans ...
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Sondage

Wat vond je makkelijk bij Frans in periode 2?
(huiswerk maken, leren, grammatica)

Slide 42 - Question ouverte

Wat vind je nog moeilijk aan de grammatica van periode 2?
(avoir, bijvoeglijk naamwoord, ontkenning)

Slide 43 - Question ouverte

Wat wil je in periode 3 over het thema familie leren bij Frans?

Slide 44 - Question ouverte

Reflecteren
Pak je taalportfolio erbij op p. 3. Teken bij de leerdoelen en het grammaticaoverzicht de juiste smiley.
Ga daarna naar de studiewijzer op p. 4-5 en check of je alle opdrachten in het taalportfolio en alle LessonUps af hebt.

Slide 45 - Diapositive