1.1 - Werkwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Grammatica en Spelling

H1 - Woordsoorten

1.1 - Werkwoorden

Wat gaan we vandaag doen?

• Planning periode 4 bespreken
• Theorie 1.1 - Werkwoorden
• Zelfstandig aan de slag

Planning periode 4

Grammatica H1.1 - Werkwoorden

Lesdoel:

Aan het einde van deze paragraaf herken je de werkwoorden en hun verschillende vormen in een zin.

Grammatica H1.1- Werkwoorden

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of overkomt.

Ik zwem in zee.

Hij denkt iets.

Zij vindt iets.

Grammatica H1.1- Werkwoorden

Er zijn 4 vormen van het werkwoord die je moet kunnen herkennen en benoemen.

1. Persoonsvorm
2. Infinitief (hele werkwoord)
3. Voltooid deelwoord
4. Tegenwoordig deelwoord

1. Persoonsvorm

De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord dat wordt bepaald door het onderwerp van de zin.

Een zin heeft altijd een persoonsvorm!

Je kunt de persoonsvorm op 3 manieren vinden:

1. Tijdsproef
2. Getalsproef
3. Zin vragend maken

1. Persoonsvorm

Tijdsproef: Verander de zin van tijd

Hij loopt vandaag naar school - Hij liep vandaag naar school

Getalsproef: Verander in de zin meervoud/enkelvoud

Hij loopt vandaag naar school - Wij lopen vandaag naar school

Zin vragend maken: Verander de zin in een vraagzin

Hij loopt vandaag naar school - Loopt hij vandaag naar school?

DRIE VRAGEN

3 vragen over de persoonsvorm

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Zij gaat morgen met de fiets naar school.

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Morgen moeten de jongens na school werken.

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Heeft de docent dit goed uitgelegd?

2. Infinitief

Als je de persoonsvorm in een zin gevonden hebt kan je op zoek gaan naar andere werkwoorden.

Het infinitief is de het hele werkwoord.

Fietst - fietsen

Loopt - lopen

Wordt - worden

2. Infinitief

Vandaag moet het meisje naar school lopen.

Jasper gaat om 12 uur lunchen.

Mees en Kees hebben dat altijd al willen hebben.

DRIE VRAGEN

2 vragen over het infinitief

Wat is het infinitief in deze zin?

Hij wil morgen al gaan.

1. wil
2. gaan

Wat is het infinitief in deze zin?

Hij kan goed voetballen.

1. kan
2. voetballen

3. Voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord geeft aan dat iets eerder al is gebeurd.

rennen (inf) - gerend (vd)

luisteren (inf) - geluisterd (vd)

reizen (inf) - gereisd (vd)

fietsen (inf) - gefietst (vd)

3. Voltooid deelwoord

Gelukkig is ze zo gewoon gebleven.

Heb jij de kinderen wel opgehaald?

Het meisje was als een blok voor hem gevallen.

DRIE VRAGEN

2 vragen over het voltooid deelwoord

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
Het gebeurde toen ze was gevallen.

1. gebeurde
2. was
3. gevallen

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin?
Hij was heel erg verbaasd.

1. was
2. verbaasd

4. Tegenwoordig deelwoord

Een tegenwoordig deelwoord geeft aan dat iets tegelijk met iets anders gebeurt.

Infinitief +d

staan (inf) - staand(td)

luisteren (inf) - luisterend(td)

reizen (inf) - reizend (td)

fietsen (inf) - fietsend (td)

4. Tegenwoordig deelwoord

Fietsend at zij van haar boterham.

Haar presentatie doet zij het liefst staand.

Lopend keek zij om naar die jongen.

DRIE VRAGEN

2 vragen over het tegenwoordig deelwoord

Wat is het tegenwoordig deelwoord in de zin?

Zingend ging ik naar mijn werk.

Wat is het tegenwoordig deelwoord in de zin?

Ik ging naar werk lopen, hopend op mooi weer.

https:

Checken lesdoel

Aan het einde van deze paragraaf herken je de werkwoorden en hun verschillende vormen in een zin.

3 vragen om te kijken of je het lesdoel hebt behaald

Welke 4 vormen van het werkwoord ken je?

Op welke 3 manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Infinitief

Voltooid deelwoord

Tegenwoordig deelwoord

Persoons-

vorm

Dit heeft een zin altijd!

Dit is het hele werkwoord

Geeft aan dat iets al is gebeurd.

Geeft aan dat het tegelijk met iets anders gebeurt,

Zelfstandig aan de slag

Open NU Nederlands

Grammatica H1 - Woordsoorten

1.1 - Werkwoorden

Opdracht 1, 2, 3 en 4

Huiswerk

Afmaken

Grammatica H1 - Woordsoorten

1.1 - Werkwoorden

Opdracht 1, 2, 3 en 4

Tijdens de volgende les:

18 mei 2021: Grammatica 1.2 - Naamwoorden en lidwoorden

Uitleg PO Vlog