Formuleren H6 - opdr. 1 en 2

Formuleren
Hoofdstuk 6
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Formuleren
Hoofdstuk 6

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoel: je weet wat incongruentie is en je kan dit voorkomen.
- Terugblik
- Huiswerk bespreken
- Startopdracht maken
- Uitleg theorie
- Opdr. 1 en 2 Formuleren H6 maken
- Toets bespreken

Slide 2 - Diapositive

Kies de juiste optie: De vijf / 5 leerlingen werden door de conciërge aangesproken op hun gedrag.
A
vijf
B
5

Slide 3 - Quiz

Kies de juiste optie: Meer dan honderd / 100 demonstranten waren bijeengekomen op het plein.
A
honderd
B
100

Slide 4 - Quiz

Kies de juiste optie: Op drie / 3 maart zijn de rapportvergaderingen.
A
drie
B
3

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste optie: Mijn vader heeft een boete gekregen, omdat hij 9 / negen kilometer te hard reed.
A
9
B
negen

Slide 6 - Quiz

Zet de zin in de verleden tijd: Tim (haten) het vak wiskunde op de middelbare school.

Slide 7 - Question ouverte

De (haten) docent werd door de schoolleiding aangesproken.

Slide 8 - Question ouverte

De (beantwoorden) vraag is heel makkelijk.

Slide 9 - Question ouverte

De leerlingen (antwoorden) zojuist op de vraag van de rector.

Slide 10 - Question ouverte

Huiswerk bespreken

Slide 11 - Diapositive

Startopdracht maken
- Blz. 198
- In je schrift
- Paar minuten in stilte (individueel)
- Daarna in tweetallen bespreken
- Vervolgens klassikaal bespreken

Slide 12 - Diapositive

Uitleg theorie
- Congruentie:
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm
Bij een meervoudig onderwerp hoort een meervoudige persoonsvorm

- Incongruentie:
Als het getal (= enkelvoud of meervoud) van onderwerp en persoonsvorm ongelijk is. Dat is fout. 

Slide 13 - Diapositive

Uitleg theorie
Incongruentie kan op verschillende manieren ontstaan:
- Het onderwerp lijkt meervoudig, maar is enkelvoudig (kijk goed naar de kern van het ow)
Voorbeeld: De meerderheid van de bevolking wil/willen minder belasting betalen.

- De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp
Voorbeeld: In het rapport schrijft de onderwijsinspectie dat het gros van de scholen te veel geld in nieuwe schoolgebouwen en apparatuur investeert/investeren.

- Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien
Voorbeeld: In Nederland wordt/worden softdrugs al heel lang gedoogd.

Slide 14 - Diapositive

Stappenplan
Stappenplan:
1. Wat is het onderwerp?
2. Welke pv hoort daarbij?
3. Wat is het getal van (de kern van) het onderwerp (enkelvoud of meervoud)?
4. Wat is het getal van de pv?
5. Corresponderen deze met elkaar?
6. Pas eventueel het getal van de persoonsvorm aan.


Slide 15 - Diapositive

Opdr. 1 en 2 Formuleren H6 maken
- Blz. 198
- Antwoorden in je schrift
- Omcirkel in het boek het onderwerp
- Onderstreep de pv
- Zin 4 van opdr. 1 mag je overslaan
- Zin 5 van opdr. 2 mag je overslaan
- Eerste zin klassikaal doen
- 10 min

Slide 16 - Diapositive

Quizziz
https://quizizz.com/admin/quiz/61f7d837f5d9f6001e3b3644/incongruentie

Slide 17 - Diapositive

Kahoot
https://create.kahoot.it/details/270fc3b6-a1cd-4c32-ad42-b7af6f3037ad 

Slide 18 - Diapositive