2 havo les redekundig ontleden herhalingsweek

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Pak jouw leesboek.

We zijn bij bladzijde 78

proefwerk periode 1

1. Kern: les 1 t/m 11

2. woorden 1 t/m 11

3. leesboek Match

Doel van de les

Je kan de volgende woordsoorten benoemen:

lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, werkwoord

bijwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord

Wat is taalkundig ontleden?

Noem woordsoorten

lidwoord                                          de, het , een

zelfstandig naamwoord            mens, dier of ding. Je  

                                                            kunt er de, het, een  

                                                            voorzetten

bijvoeglijk naamwoord              zegt iets over een 

                                                            zelfstandig 

                                                            naamwoord

werkwoord                                   

taalkundig ontleden

spring in de lucht

met je handen 

de grond aantikken

draai een rondje op je plaats

dans

De 

• lidwoord spring 

• bijvoeglijk naamwoord tik

• zelfstandig naamwoord draai

grote

auto

De 

• lidwoord spring 

• zelfstandig naamwoord draai

• werkwoord dans 

auto

rood

is

• bijvoeglijk naamwoord tik

                                             Hasan rijdt hard op de scooter

Een bijwoord zegt iets over

- een werkwoord

- een bijvoeglijk naamwoord

- een bijwoord

Het

• lidwoord spring 

• zelfstandig naamwoord draai

• werkwoord dans 

meisje

mooi

is

• bijwoord stap link stap rechts

erg

• bijvoeglijk naamwoord tik

Een

• lidwoord spring 

• bijvoeglijk naamwoord tik

• zelfstandig naamwoord draai

leuk

spel

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) vervangt een zelfstandig naamwoord en verwijst naar een persoon, dier of ding.

 

Dat vriendinnetje van hem doet mij aan jou denken, want ze heeft net zulk haar als jij.

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

ik jij hij zij wij jullie

mij jou haar hem ons

mijn jouw zijn haar ons

Zij

• persoonlijk voornaamwoord zit

• werkwoord  dans

• bijwoord stap links stap rechts

spelen

leuk

jouw

• bezittelijk  voornaamwoord zweef

• zelfstandig naamwoord 

boek

jouw

bezittelijk  voornaamwoord zweef

zelfstandig naamwoord 

boek

1. lidwoord

2. bijvoeglijk naamwoord

3. zelfstandig naamwoord

4. persoonlijk voornaamwoord

5.  voorzetsel

6. werkwoorden

simultaan

tafelrondje

Geef

• werkwoord

• persoonlijk voornaamwoord 

• persoonlijk voornaamwoord 

je

jas

mij

• persoonlijk voornaamwoord

mijn

• zelfstandig naamwoord

Hoe heet de woordsoort die over blijft?

De 1 knappe2 vrouw3 lachte5 en ze 4liep6 naar6 het 1perron.3

Omdat het1 meisje 3een1 rood 2gezicht3 had,6 ging 6ze4 naar5 de1 wc.3

Terwijl ze4 gekke2 grappen 3maakten,6 liepen 6Mario3 en Hakan3 naar5 school.3

Het is6 al laat dus we4 moeten6 snel dit donkere2 park3 verlaten.6

 Ik4 wil6 naar 5huis3 omdat ik 4een1 bruine2 vlek op5 mijn shirt3 heb.6

We4 zouden 6gaan6 voetballen6 maar de1 belangrijke2 wedstrijd 3is6 afgelast.6

Verstappen reed een heel snelle rit naar de eerste plek.

1. zelfstandig naamwoord
2. lidwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Verstappen reed een heel snelle rit naar de eerste plek.

1. bijwoord
2. telwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Verstappen reed een heel snelle rit naar de eerste plek.

1. bijwoord
2. telwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Is dat schrift van

1. jou
2. jouw

Klaas vindt ......
recept beter.

1. jou
2. jouw

Dat is niet van
.......

1. jou
2. jouw

Noem iets wat je voor de les nog niet goed wist, maar nu wel