Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Thema 3, basisstof 1: bloed
Slide 1 - Diapositive
leerdoelen.
1. Je moet de functie van bloed kennen
2. Je moet de bestanddelen van bloed kunnen noemen met hun kenmerken en functies.
Slide 2 - Diapositive
Wat is de functie van bloed?
transport van zuurstof en voedingsstoffen
afvoer van CO2 en afvalstoffen
regelen van lichaamstemperatuur
transport van hormonen
bescherming tegen indringers
bloedstolling
Slide 3 - Diapositive
bloed.
een volwassen mens heeft ongeveer 4 a 5 liter bloed in zich.
bloed bestaat voor 55% uit bloedplasma en voor 45% uit andere bestanddelen
Slide 4 - Diapositive
samenstelling bloed
Slide 5 - Diapositive
bloedplasma
het bestaat voor 91% uit water.
voor 7 % uit plasma eiwitten. Deze eiwitten helpen bij de bloedstolling (hard worden bloed)
voor 2% uit opgeloste stoffen. Denk hierbij aan zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen
Slide 6 - Diapositive
Hoe ontstaat bloed?
stamcellen uit beenmerg
worden:
-rode bloedcellen
- witte bloedcellen
-bloedplaatjes
Slide 7 - Diapositive
rode bloedcellen
zijn rond van vorm met een klein deukje in het midden. Ze hebben geen celkern.
rode bloedcellen vervoeren zuurstof.
hemoglobine zit in rode bloedcellen en hiermee bindt zuurstof zich makkelijk aan de rode bloedcel.
erytrocyten
(Grieks - rode holten)
Slide 8 - Diapositive
witte bloedcellen
hebben wel een celkern.
ze zijn zeer "flexibel" van vorm zodat ze buiten de bloedvaten kunnne komen.
witte bloedcellen dode ziektemakers. ze gaan hierbij zelf dood.
pus en etter zijn dode witte bloedcellen.
leukocyten
(grieks = witte cellen)
Slide 9 - Diapositive
witte bloedcellen "eten" de ziekteverwerker op als een soort pacman en gaat daarna zelf dood.
Slide 10 - Diapositive
bloedplaatjes
trombocyten
(Grieks = klontercellen)
De bloedplaatjes zorgen voor de bloedstolling.
als er in een bloedvat een gat zit vormen de bloedplaatjes een soort net over het gat. na een tijdje worden ze hard en houden ze de andere bloedcellen tegen. denk aan korstjes.
Slide 11 - Diapositive
trombose
als bloedplaatjes perongeluk in een bloedvat samen gaan klonteren onstaat er een bloedpropje dit kan tot verstoppingen zorgen.
het bloedvat kan afgesloten worden dan komt er geen bloed meer doorheen. de organen of weefsels waarnaar het bloedvat gaat krijgen geen zuurstof meer of kunnen hun koolstofdioxide niet kwijt.
Slide 12 - Diapositive
maak de opdrachten van 3.1 + test jezelf
Slide 13 - Diapositive
Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 14 - Quiz
Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Water
C
Opgeloste stoffen
D
Zuurstof
Slide 15 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 16 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 17 - Quiz
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 18 - Quiz
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed
Slide 19 - Quiz
Etter of pus bestaat uit..
A
dode ziekteverwekkers
B
dode witte bloedcellen
C
zowel dode ziekteverwekkers als dode bloedcellen
Slide 20 - Quiz
hoeveel rode bloedcellen bevat een klein druppeltje bloed?
A
een paar miljoen
B
een paar duizend
C
een paar honderd
D
enkele tientallen
Slide 21 - Quiz
wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat
Slide 22 - Quiz
Alcohol wordt vervoerd door het bloed. Door welk bestanddeel van bloed wordt alcohol vervoer?