Nederlands 1KA

Nederlands 
1KA

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 
1KA

Slide 1 - Diapositive

timer
10:00
Moeilijke woorden schrijf je op in je schrift!

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
- 10 minuten lezen 
- Bespreken huiswerk paragraaf 7  
- Herhalen van alle lesstof voor de toets
- Vragenronde voor de toets
- Tijd over: Blooket
 

Aan het eind van de les: 
- Hebben we paragraaf 7 nagekeken 
- Zijn jullie er klaar voor om de toets te maken








Slide 3 - Diapositive

Woordsoorten (taalkundig ontleden)
Elk | woordje | in |  de | zin

  • werkwoorden ✔
  • lidwoorden ✔
  • zelfstandig naamwoorden ✔
  • bijvoeglijk naamwoorden ✔
  • voorzetsels ✔

Slide 4 - Diapositive

Bespreken paragraaf 7

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden (ww)
Werkwoorden zijn doe-woorden, ze geven acties aan. 
In een zin staan altijd een of meer werkwoorden.
Hoe herken je een werkwoord? 
- > Je kan ze vervoegen! 

Lopen, liep, gelopen, 
Fiets, fietste, gefietst, 

- Anna is naar school gelopen
- Peter fietste naar de supermarkt.

Slide 6 - Diapositive

Lidwoorden (lw)
Er zijn drie lidwoorden. de, het, en een

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. Soms staat er nog een woord tussen.
- De tafel
- Het lokaal
- Een leerling
- Het grote bord




Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig naamwoorden (zn)
Dat zijn mensen, dieren, dingen en planten. 
bloem, tafel, hond, schrift, Tim, Amsterdam, Leeuwarden, Hartman Sannestraat, Rijn.

Hoe herken je het zelfstandig naamwoord? 
- enkelvoud/meervoud   : hond/honden 
- verkleinwoord                 : hondje
- lidwoord ervoor zetten : de hond




Slide 8 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden (bn)
Bijvoeglijk naamwoorden geven extra informatie over zelfstandig naamwoorden. (Geuren, kleuren, lengte, breedte, hoogte, grootte, stoffen)


Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?
- Een bijvoeglijk naamwoord kan voor OF achter het zelfstandig naamwoord staan. 
Dat is een spannende film. / De film is spannend.
-
Een bijvoeglijk naamwoord heeft een korte vorm (zonder -e) een lange vorm. 
Het spannende boek. /  Het boek is spannend.
- Je kan de trappen van vergelijking gebruiken.
Spannend - Spannender - Spannendst. 


Slide 9 - Diapositive

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels zijn korte woorden die iets aangeven: 
- plaats : Het ligt op de kast
- tijd      : In de pauze koop ik een broodje
- reden/oorzaak: Door de regen kwam ik te laat op school.



Hoe herken je een voorzetsel?
- Je kan het voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten
in de boom / op de kast / achter de stoel / naast de tafel

- Het staat meestal aan het begin van de zin


Slide 10 - Diapositive

Voorzetsel (VZ)
 Voorzetsels zijn onder andere:








Slide 11 - Diapositive

Wat wil je nog oefenen?
A
Werkwoorden
B
Lidwoorden/Zelfstandig naamwoorden
C
Bijvoeglijk naamwoorden
D
Voorzetsels

Slide 12 - Quiz

Aan de slag


Je gaat bezig met de opdrachten van het onderdeel dat jij moeilijk vindt!

Dit mag in een tweetal of drietal.
Zorg ervoor dat je wel zachtjes overlegt!







timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Woensdag








- Toets grammatica: § 1, 3, 5 en 7
- Zorg ervoor dat je een leesboek bij je hebt!

Slide 14 - Diapositive