A1A Van alles wat 23 januari

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Nederlands 

A1A - donderdag 23 januari

10 minuten lezen

Terug naar de les van gisteren...

> 6 'winnaars' 

> maandag 'klassenfinale'

> 3-5 minuten 

> kijk nog een keer naar de tips uit het filmpje. (CR) 

Vandaag

> Korte herhaling werkwoordspelling verleden tijd...

> Een appje tikken vergt grammaticaal inzicht

Doelen:

> Aan het einde van deze les heb je je kennis over de persoonsvorm in de verledentijd weer opgefrist. 

> Aan het einde van de les heb je een tekst gelezen en heb je d.m.v. het beantwoorden van 2 vragen laten zien of je de tekst hebt. begrepen. 

Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden?

Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden?

Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... (rijden) vorig jaar naar het zuiden van Frankrijk.

Persoonsvorm verleden tijd.

In het weekend ...... (slapen) ik tot 11 uur.

Persoonsvorm verleden tijd

De chauffeur (laden) de kisten in de vrachtauto.

Persoonsvorm verleden tijd
Ik … (verbazen) me over de wilskracht van het verlegen meisje.

Persoonsvorm verleden tijd

De vliegtuigen ... (landen) net op tijd.

Persoonsvorm verleden tijd

Er ... (zitten) net vogelpoep op mijn autoruit.

Leesvaardigheid 

We lezen samen 

deze tekst 

10 minuten lezen

Nederlands 

A1A - donderdag 13 feb  

DEZE LES 

> lezen 

> verwerking volgende boek 

> planning / afspraken deze periode 

> opdracht vorige les 

> opdracht uit het boek 

Boekopdracht bij boek 3 

- 1. speeddaten 

2. thermometer 

3. eigen keuze --> zie opdrachten op classroom. 

uitwerking lever je in via classroom

27/2 voor 08.30 uur 

Planning 

WEEK 11  (10-14 maart) --> TOETS spelling H 2 - 4 - 7 - 9 (2x)

Piersonweek 4 (14-18 april) --> toets schrijven (2x)

Let deze periode goed op welk boek je mee moet nemen. 

Vorige les 

Bespreking antwoorden

HERHAAL DE VRAAG IN JE ANTWOORD!!

'Whatsappen is goed voor je taalkennis.'
Is deze uitspraak waar of niet waar?
Onderbouw je antwoord met twee argumenten.
Begin je antwoord met: Deze uitspraak is (niet) waar, omdat.....

maandag 17/2

1. iedereen neemt een leesboek mee

2. boek A meenemen 

3. maak....