5.6 Spreken kijken luisteren

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Thema 5

In vorm

Pak je spullen erbij en log in.

Lesopbouw:

Absentie

Hfst overzicht

Doel vorige les

Doel en uitleg deze les

Maken en bespreken opdrachten

Afsluiting

Hfst overzicht: Vol Spanning

Les 1: Fictie

Les 2: Gedicht

Les 3: Lezen

Les 4: Schrijven en formuleren

Les 5: Woorden

 

Daarna Toets Thema 5 in de toetsweek

Les 6: Spreken, kijken en luisteren

Les 7: Grammatica

Les 8: Spelling: 

Les 9 Media en onderzoek

5.3 Lezen

Ik weet wat verwijswoorden zijn. 

Ik weet wat het verschil is tussen een feit en een mening. 

5.3 Lezen

Ik weet wat verwijswoorden zijn. 

Een verwijswoord verwijst naar iets of iemand. 

Stel jezelf een vraag: Wie......?, Wat.....?, Waar......?

Mieke vind gezond eten belangrijk. Zij eet iedere dag twee ons groente. 

WIE EET IEDERE DAG TWEE ONS GROENTE?  antwoord = Mieke

ZIJ verwijst dus naar MIEKE

 

5.3 Lezen

Ik weet wat het verschil is tussen een feit en een mening. 

Feit kan je controleren. 

Mening kan verschillen. 

Feit: het gebouw is 10 meter hoog. 

Mening: het gebouw is stom. 

Wat is in de onderstaande zin het verwijswoord:
Lize eet haar toetje. Ze vindt dat niet lekker.

Wat is in de onderstaande zin het verwijswoord:
Ferdinand zit op de bank. Hij kijkt tv.

Feit of mening?
Ik vind die film erg spannend.

1. feit
2. mening

Feit of mening?
De zon schijnt buiten.

1. feit
2. mening

5.6 Doel van de les

Je weet hoe je iets moet na vertellen. 

5.6 Spreken kijken en luisteren

Soms moet je iets navertellen. Je vertelt dan in je eigen woorden wat je hebt gezien, gehoord of gelezen. 

Soms mag dit kort: dan vertel je alleen de hoofdzaken

vb: Om dat drukke kruispunt zag ik een fietser in een donkerblauwe jas net iets te laat.
Hoofdzaken: Op dat kruispunt zag ik de fietser te laat. 

5.6 opdrachten

We gaan vandaag veel samenwerken. 

In tweetallen en in drietallen.

Iedereen werkt samen. Ik maak de groepjes. 

We maken klassikaal opdr 1 en 2. 

In tweetallen maak je opdracht 3, 4, 5, 6. 

In drietallen maak je opdracht 7, 8, 9, 10, 11 en 12. 

5.6 Spreken kijken en luisteren

Bespreken opdrachten

5.6 Doel van de les

Je weet hoe je iets moet navertellen. 

5.6 Spreken, kijken en luisteren

Bedankt!