toets spelling deel 2: Meervoudsvorming

Samenstelling
Tussenletters in samenstellingen

Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling:
huis + deur = huisdeur.
Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e- of -s-.



1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Samenstelling
Tussenletters in samenstellingen

Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling:
huis + deur = huisdeur.
Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e- of -s-.



Slide 1 - Diapositive

Zo bepaal je of je een -(e)n- moet toevoegen:

Zelfst nw met meervoud op -en : -en- tussen de woorden:
boek+bal = boekenbal,
hond+riem = hondenriem.
Schrijf geen -(e)n- (maar soms wel -e-) in deze gevallen:
• het eerste deel heeft geen meervoud:
gerstebier;
• het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is:
maneschijn, Koninginnedag;


armelui, brekebeen;
• het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord:
 beresterk.






Slide 2 - Diapositive

• het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s:
(groente – groenten/groentes) = groentewinkel;
• het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord:
armelui, brekebeen;
• het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord:
 beresterk.



Slide 3 - Diapositive

Welk woord is juist gespeld?
A
perzikken
B
perziken

Slide 4 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
slimmerikken
B
slimmeriken

Slide 5 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
monnikken
B
monniken

Slide 6 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
cafés
B
café's

Slide 7 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
tacos
B
taco's

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Welk woord is juist gespeld?
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 10 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 11 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
encyclopedieën
B
encyclopediën

Slide 12 - Quiz

Waarom is musea's geen juiste meervoudsvorm? Gebruik de theorie uit het boek om jouw antwoord te formuleren.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Spel het werkwoord in de verleden tijd.
Hij (overbelichten) de foto waardoor hij mislukte.

Slide 15 - Question ouverte

Spel het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier.
De (overbelichten) foto moest worden weggegooid.

Slide 16 - Question ouverte

Leg uit waarom het woord 'overbelichtte/overbelichte' in de vorige twee zinnen op verschillende manieren wordt gespeld. Gebruik in je antwoord de termen 'werkwoord' en 'bijvoeglijk naamwoord'.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive