Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Engels thema 7 hfdst. 5
Thema 7 hfdst. 5 Schrijven blz.253
Luister naar het
uitlegblok
Lees samen met de docent het uitlegblok Engels schrijven en spreken blz. 253.
1 / 34
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Cette leçon contient
34 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Thema 7 hfdst. 5 Schrijven blz.253
Luister naar het
uitlegblok
Lees samen met de docent het uitlegblok Engels schrijven en spreken blz. 253.
Slide 1 - Diapositive
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
Already
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 2 - Quiz
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
Break
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 3 - Quiz
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
Clean
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 4 - Quiz
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
ear
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 5 - Quiz
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
early
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 6 - Quiz
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
head
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 7 - Quiz
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
idea
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 8 - Quiz
Zet het woord in het juiste uitspraakrijtje
sweater
A
met een EU als in DEUR
B
Met een EE als in STEEK
C
Met een E als in BED
D
Met een IE als in FIETS
Slide 9 - Quiz
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
Zulke
Slide 10 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
als
Slide 11 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
eerst
Slide 12 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
droog
Slide 13 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
pauze
Slide 14 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
geven
Slide 15 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
hoe
Slide 16 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
bezem
Slide 17 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
plekken
Slide 18 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
handdoek
Slide 19 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
dingen
Slide 20 - Question ouverte
Opdracht 2
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
blinkend
Slide 21 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
een beetje
Slide 22 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
gang
Slide 23 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
raamwisser
Slide 24 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
een vraag stellen
Slide 25 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
stofzuiger
Slide 26 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
maak nat
Slide 27 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
Zodat
Slide 28 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
er zijn
Slide 29 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
prullenbak
Slide 30 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
wegvegen
Slide 31 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
om
Slide 32 - Question ouverte
Opdracht 3
Welk Engels woord hoort bij het volgende Nederlandse woord
zo snel als
Slide 33 - Question ouverte
Thema 7 hfdst. 5 Schrijven blz.253
Ga naar blz 256. lees opdracht 6.
1) Schrijf iedere letter in een apart hokje.
2) Vertaal van het Nederlands naar het Engels
Slide 34 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Engels thema 7 hfdst. 5
Septembre 2020
- Leçon avec
34 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Hfdst 4 Filmtechniek
il y a 13 jours
- Leçon avec
42 diapositives
Kunstbeschouwing
Secundair onderwijs
Spelling Hoofdstuk 5
Janvier 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Activiteit 8: Europa elke dag
Février 2023
- Leçon avec
26 diapositives
Wereldoriëntatie
Lager onderwijs
Alfabetisch rangschikken
Novembre 2023
- Leçon avec
16 diapositives
Metend rekenen
Buitengewoon lager onderwijs
Inversie
Octobre 2023
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Hoger onderwijs
SS I monday thursday 20230220 lesson 9
Décembre 2022
- Leçon avec
50 diapositives
Nederlands
Beroepsopleiding
Oefentoets Sprong 3
Février 2023
- Leçon avec
20 diapositives
Wiskunde
Lager onderwijs