Quiz 2

QUIZ 2
formules en grafieken

26 opdrachten:

  • 4 opdrachten op werkblad ✍
  • 5 open vragen
  • 15 multiple choice vragen
  • zo nodig tussendoor instructie


1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

QUIZ 2
formules en grafieken

26 opdrachten:

  • 4 opdrachten op werkblad ✍
  • 5 open vragen
  • 15 multiple choice vragen
  • zo nodig tussendoor instructie


Slide 1 - Diapositive

Weet je nog?
- Formule met letters schrijven.
   Hierin is...........
- 3,43t = 3.43 x t
- Variabelen zijn i en t.
- Eenheden zijn euro en uren.
- Begingetal is 4,50 (staat naast + of -)
- Stijggetal of daalgetal is 3,43
   (staat naast x en naast de lettervariabele).
- Berekening  + conclusie



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive





1. Op welke hoogte begint de grafiek?
2. Bereken K voor a =50.

3. Teken de verticale as. Zet de variabele
    en de eenheid erbij.
4. Teken de grafiek in je schrift. Vergeet de
     titel niet.

20 + 0,25 x 50 = 32,50

Slide 5 - Diapositive

  • Welk getal is de richtingscoëfficiënt?




  • Wat is het maximum?




  • Wat is het minimum?
Het maximum is 32,50
Het minimum is 20.

Slide 6 - Diapositive



Moesta heeft een baantje in de horeca. Haar inkomsten berekent zij met de formule
inkomsten in € = 2,61 x tijd in uren.



Controleer dat Moesta € 31,32 verdient als zij 12 uur werkt.


A
Ik heb het nagerekend op de rekenmachine en dat klopt.
B
Ik heb het nagerekend op de rekenmachine en dat klopt niet.
C
D

Slide 7 - Quiz



Moesta heeft een baantje in de horeca. Haar inkomsten berekent zij met de formule
inkomsten in € = 2,61 x tijd in uren.



Wat is het begingetal?


A
2,61
B
0
C
inkomsten in €
D
tijd in uren

Slide 8 - Quiz




Moesta heeft een baantje in de horeca. Haar inkomsten berekent zij met de formule
inkomsten in € = 2,61 x tijd in uren.



Hoeveel verdient Moesa per uur?


A
2,61
B
0
C
kun je niet weten
D

Slide 9 - Quiz


Wat is het begingetal?

Slide 10 - Question ouverte




Wat zijn de variabelen in de formule?


A
N
B
8,6
C
N en B
D
7

Slide 11 - Quiz

Wat is het stijggetal (richtingscoëfficiënt)?

Slide 12 - Question ouverte


Wat zijn de variabelen in de formule?


A
B
B
B en p
C
2,5
D
2,5 en 3

Slide 13 - Quiz


Wat is het begingetal?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het stijggetal (richtingscoëfficiënt)?

Slide 15 - Question ouverte


Slide 16 - Question ouverte


Wat zijn de variabelen in de formule?


A
80
B
80 en 126
C
I en t
D
126 x t

Slide 17 - Quiz


Wat is het begingetal?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het stijggetal (richtingscoëfficiënt)?

Slide 19 - Question ouverte

Wat verdient Kirsten met 5 maanden werken?
Schrijf de hele berekening op.
(zonder spatie typen)

Slide 20 - Question ouverte

Schrijf op het werkblad.

Slide 21 - Diapositive


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 22 - Quiz


Wat zijn de variabelen in de formule met letters?
A
M en w
B
52 en 12
C
52 en w
D
12

Slide 23 - Quiz


Welke eenheid hoort er bij de eerste variabele?
A
maandloon in euro
B
maandloon
C
euro
D
weekloon

Slide 24 - Quiz


Welke eenheid hoort er bij de tweede variabele?
A
maandloon in euro
B
maandloon
C
euro
D
weekloon

Slide 25 - Quiz


Slide 26 - Question ouverte

Zie werkblad.

Slide 27 - Diapositive


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 28 - Quiz

Zie werkblad.

Slide 29 - Diapositive


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 30 - Quiz

Op welke hoogte begint de grafiek?

Slide 31 - Question ouverte


A
De richtingscoëfficiënt is 200, dat betekent dat de afstand 200 m per minuut minder wordt.
B
De richtingscoëfficiënt is -200, dat betekent dat de afstand 200 m per minuut minder wordt.
C
De richtingscoëfficiënt is 200, dat betekent dat de afstand 200 m per minuut meer wordt.
D
De richtingscoëfficiënt is -200, dat betekent dat de afstand 200 m per minuut meer wordt.

Slide 32 - Quiz


A
5250 m
B
10 500 m
C
31 500 m
D
42 000 m

Slide 33 - Quiz

Zie werkblad.

Slide 34 - Diapositive


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 35 - Quiz

Hoe lang doet Marit over de kwart marathon?

Slide 36 - Question ouverte


Slide 37 - Question ouverte


Slide 38 - Question ouverte

Zie werkblad. 

Slide 39 - Diapositive


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 40 - Quiz

Welk getal is de richtingscoëfficiënt?

Slide 41 - Question ouverte