2. Lesw. 26-10 Spelling: hoofdletters en leestekens, werkwoorden

Welkom bij Nederlands!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

In deze les:
  • Opdracht Jeugdjournaal
  • Bespreken: huiswerk
  • Uitleg: werkwoordspelling tegenwoordige tijd
  • Maken:
    3.1 C Deel 2: Werkwoordspelling: Tegenwoordige tijd, infinitief

    3.2 C Deel 2: Werkwoordspelling: Tegenwoordige tijd
  • Terugkijken

Doelen van deze les:
1.  Je kunt aan het einde van de les je mening geven over een item uit het Jeugdjournaal.
2. Je kunt aan het einde van de les de tegenwoordige tijd van het werkwoord moet schrijven.

Slide 2 - Diapositive

woensdag 18 november 
Inleveren: boekvlog

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Bespreken: opdracht 6 van 3.1 B

Slide 5 - Diapositive

Bespreken: opdracht 5 van 3.2 B

Slide 6 - Diapositive

Wanneer gebruik je hoofdletters en wanneer niet?

Slide 7 - Diapositive

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Slide 8 - Diapositive

Wanneer schrijf je geen hoofdletter?

Slide 9 - Diapositive

Leestekens
Je gebruikt leestekens om een tekst leesbaar te maken. Door leestekens te plaatsen laat je zien wat je met een zin bedoelt.

Slide 10 - Diapositive

Wanneer schrijf je een punt, een vraagteken of een uitroepteken?

Slide 11 - Diapositive

De spelling van werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 12 - Diapositive

Persoonsvorm of niet?
Zet de zin in een andere tijd. Het woord dat verandert is de PV.

De jongen fietst naar school.
De jongen fietste naar school.

Slide 13 - Diapositive

De stam

De basisvorm van een werkwoord is de stam. Je gebruikt de stam om de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord te maken.


praten
praten


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Maak: 
3.1  C Deel 2: Werkwoordspelling: Tegenwoordige tijd, infinitief
3.2 C Deel 2: Werkwoordspelling: Tegenwoordige tijd

Slide 21 - Diapositive