Lesw. 7-11 Samenstellingen

Welkom bij Nederlands!
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

In deze les:
  • Woord van de week
  • Testvragen: synoniemen en homoniemen
  • Uitleg: samenstellingen
  • Maken:
    6. Taalgebruik
    6.2 Samenstellingen, woordenlijst

    B. Deel 1: Samenstellingen
    C.Deel 2: Taalspel en woordenlijst
  • Terugkijken

Doelen van deze les:
1.  Je kunt uitleggen wat een samenstelling is.
2. Je kunt een samenstelling op de goede manier schrijven.

Slide 4 - Diapositive

Welk woord is een homoniem?
A
bus
B
auto
C
vrachtwagen
D
graafmachine

Slide 5 - Quiz

Wat is een synoniem voor het woord mogelijkheid?
A
vertrouwen
B
kans
C
bezit
D
perspectief

Slide 6 - Quiz

Welk woord is een homoniem?

A
heks
B
monster
C
vampier
D
spook

Slide 7 - Quiz

Welk woord is een synoniem voor het woord vertrouwen?

A
hoop
B
vergiffenis
C
overtuiging
D
wens

Slide 8 - Quiz

Wat zijn samenstellingen?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Diapositive

Samenstellingen
Als je twee of meer woorden achter elkaar plakt, maak je een samenstelling. Een voorbeeld van een samenstelling is het woord ‘badkamer’. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Welke samenstelling bestaat echt?
A
raambed
B
raamkozijn
C
raamvestje
D
raamriem

Slide 14 - Quiz

Samenstelling
Een samenstelling hoeft niet altijd uit alleen maar zelfstandige naamwoorden te bestaan. Er kan ook een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een voorzetsel in voorkomen:

Slide 15 - Diapositive

Aan elkaar
Tussen de twee zelfstandige naamwoorden komt soms een ‘s’, ‘en’ of een koppelteken te staan. Zo kun je de samenstelling beter uitspreken:

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Maak: 
6. Taalgebruik
6.2 Samenstellingen, woordenlijst
B. Deel 1: Samenstellingen
C.Deel 2: Taalspel en woordenlijst

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Tegenwoordige tijd - ik
Is het werkwoord de persoonsvorm? En staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Dan gebruik je de ik-vorm als ‘ik’ voor of achter de persoonsvorm staat.

Slide 21 - Diapositive

Tegenwoordige tijd - hij / zij of ze / het / u /
Bij alle andere persoonsvormen in het enkelvoud schrijf je de ik-vorm + t.

Slide 22 - Diapositive

Tegenwoordige tijd - wij / zij / jullie (meervoud)
In het meervoud schrijf je de persoonsvorm zoals je het hele werkwoord schrijft.

Slide 23 - Diapositive

Hoe zit het dan met de verleden tijd?

Slide 24 - Diapositive

Verleden tijd bij zwakke werkwoorden
Gebruik het 't ex-kofschip als je niet weet of je -te(n) of -de(n) moet schrijven.

Slide 25 - Diapositive

Maak: 
3. Spelling
3.1 Hoofdletters, werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd
C. Deel 2: Werkwoordspelling: Tegenwoordige tijd, verleden tijd

Slide 26 - Diapositive

Wanneer schrijf je geen hoofdletter?

Slide 27 - Diapositive

Namen van tijdperken schrijf je altijd met een hoofdletter.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Welke is juist gespeld?
A
Walid vroeg: 'heb je zin om bij mij te komen eten?'
B
walid vroeg: 'heb je zin om bij mij te komen eten?'
C
Walid vroeg: 'Heb je zin om bij mij te komen eten?'
D
Walid vroeg: 'heb Je zin om bij mij te komen eten?'

Slide 29 - Quiz

Gebiedende wijs

Slide 30 - Diapositive

Hoe maak je de gebiedende wijs?

Slide 31 - Diapositive

Hoe maak je de gebiedende wijs?

Slide 32 - Diapositive

Welke gebiedende wijs is goed?
A
Blijft jij eens rustig!
B
Houdt u eens op!
C
Smult ervan!
D
Doet het raam dicht!

Slide 33 - Quiz

Je of jij achter de persoonsvorm?

Schrijf de ik-vorm!

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Maak een zin waarbij je of jij achter de persoonsvorm staat.

Slide 36 - Question ouverte

Maak: 
3.1  B Hoofdletters
3.5 C Deel 2: Werkwoordspelling: Gebiedende wijs, jij / je achter persoonsvorm

Slide 37 - Diapositive

johan van delden kocht gisteren een televisie van philips bij media markt

Slide 38 - Question ouverte

In deze les:
  • Samen kijken: waarom kan lezen leuk zijn?
  • Terugblik huiswerk: fictie en non-fictie, realistisch en onrealistisch, de leesautobiografie
  • Uitleg: boeken kiezen en genres
  • Doen: 1.2 Boeken uitzoeken, A t/m D
  • Terugkijken

Doelen van deze les:

1.  Je kunt uitleggen hoe je een boek kunt kiezen dat bij je past;
2. Je kunt uitleggen welke niveaus jeugdboeken er zijn.

Slide 39 - Diapositive

De stam

De basisvorm van een werkwoord is de stam. Je gebruikt de stam om de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord te maken.


praten
praten


Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

werkwoorden vervoegen

Slide 44 - Diapositive