Fase 3, lezen&luisteren, les 4 TEKST 1 en 2

Fase 3
Examen lezen en luisteren 2F en 3F
Tekst 1 en 2

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Fase 3
Examen lezen en luisteren 2F en 3F
Tekst 1 en 2

Slide 1 - Diapositive

Leesstrategieën
  • Verkennend lezen
  • Globaal lezen
  • Intensief lezen
  • Zoekend lezen

Slide 2 - Diapositive

Verkennend lezen
  • Titel
  • Tussenkopjes
  • Afbeeldingen
  • Bron

Slide 3 - Diapositive

Globaal lezen
  • Inleiding
  • Eerste zin en laatste zin van elke alinea

Slide 4 - Diapositive

Intensief lezen
  • Hele tekst doorlezen. 
  • Stukken die je niet goed begrijpt? 
Lees de zin ervoor en de zin erna nog eens. 

Slide 5 - Diapositive

Zoekend lezen
  • Gebruiksaanwijzingen
  • Handleidingen
  • Algemene voorwaarden 

Grote lappen tekst.
Tijdens een examen: nooit van voor tot achter doorlezen!

Slide 6 - Diapositive

Zoekend lezen

Slide 7 - Diapositive

Tekst 1 en 2
Lees tekst 1 en maak de vragen. 
Lees daarna tekst 2 en maak de vragen. 

Gebruik de juiste leesstrategie. 

Slide 8 - Diapositive

Tekst 1
Een coach in je broekzak

11 vragen

Welke strategie gebruik jij?

Slide 9 - Diapositive

1. Op welke manier leidt de auteur de tekst in?
A
Hij beschrijft een ontwikkeling.
B
Hij brengt een vraagstuk in.
C
Hij schetst de oorzaak van een probleem.

Slide 10 - Quiz

2. Wat doet de auteur in alinea 2?
A
Hij licht toe hoe e-coaches zijn ontwikkeld.
B
Hij noemt mogelijkheden voor het gebruik van e-coaches.
C
Hij noemt nadelen van het gebruik van e-coaches.

Slide 11 - Quiz

3. Welk argument gebruikt de auteur om deze uitspraak te ondersteunen?
Het argument dat computers...
A
... de juiste gegevens kunnen leveren.
B
.... net zoveel invloed hebben als mensen.
C
... sneller je gedrag kunnen beïnvloeden.

Slide 12 - Quiz

4. Wat is het verschil?
Gedragsverandering via de indirecte route...
A
... heeft met emoties te maken, via de directe route niet.
B
... is niet mogelijk door computers, via de direct route wel.
C
... speelt tussen mensen onderling, via de directe route niet.
D
... zal in de toekomst belangrijker worden, via de directe route niet.

Slide 13 - Quiz

5. Bij welke zin uit alinea 5 is dit een voorbeeld?
A
Overtuigen via de indirecte route lijkt voor computers minder makkelijk.
B
Echter, computers kunnen sterk sociale reacties oproepen bij mensen.
C
Kinderen vinden het zielig om relatief simpele robots in een kast op te sluiten.

Slide 14 - Quiz

6. Wat presenteert de auteur hier?
A
een argument
B
een conclusie
C
een feit

Slide 15 - Quiz

7. Wat was de conclusie van dit onderzoek?
Ondanks dat deelnemers evenveel vertrouwen hadden in e-coaching als in menselijke ondersteuning, ...
A
... had e-coaching minder resultaat.
B
... had e-coaching betere resultaten.
C
... verwachtten de deelnemers minder van e-coaching.
D
... verwachten de deelnemers meer van e-coaching.

Slide 16 - Quiz

8. Welke zin vat alinea 7 het best samen?
A
Een goede manier om gedrag...
B
Het is wellicht wenselijk om computers meer...
C
We reageren niet altijd oprecht ...

Slide 17 - Quiz

9. Wat bedoelt de auteur hiermee?
A
Dat de invloed van de technologie steeds meer vragen zal oproepen.
B
Dat er steeds meer kwesties komen waarop men een antwoord wil krijgen.
C
Dat men steeds afhankelijker wordt van de technologie.

Slide 18 - Quiz

10. Wat doet de auteur vooral in alinea 8?
A
Hij doet voorspellingen over de rol van technologie.
B
Hij geeft voorbeelden van de rol van technologie.
C
Hij vat zijn mening over de rol van technologie samen.

Slide 19 - Quiz

11. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Het bewerkstelligen van gedragsverandering...
A
zal gemakkelijker zijn als van alle mogelijkheden van de ...
B
zal in de toekomst steeds meer door technologie...
C
zal ondanks het gebruik van een e-coach waarschijnlijk...

Slide 20 - Quiz

Tekst 2
Algemene voorwaarden huur boedelbak

5 vragen

Welke strategie is hier het handigst?

Slide 21 - Diapositive

12. Moet de verhuurder de volledige waarborgsom binnen 2 maanden retourneren?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 22 - Quiz

13. Mag Piet zonder overleg met de verhuurder de boedelbak gebruiken om de keuken bij de koper af te leveren?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 23 - Quiz

14. Mag Simon zijn auto met de boedelbak uitlenen aan zijn broer?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 24 - Quiz

15. Kan de verhuurder van de boedelbak de misgelopen inkomsten van drie weken verhalen op Olaf?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 25 - Quiz

16. Mag de verhuurder de boedelbak weghalen bij Yvonne?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 26 - Quiz