Hoofdstuk 2 - woorden met ch of cht aan het einde.

hoofdstuk 2
woorden met ch of cht aan het einde. 

Dit hoofdstuk gaat over woorden met ch of cht aan het einde. 
je oefent eerst met woorden die eindigen op ch. 
Daarna oefen je met woorden die eindigen op cht. 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

hoofdstuk 2
woorden met ch of cht aan het einde. 

Dit hoofdstuk gaat over woorden met ch of cht aan het einde. 
je oefent eerst met woorden die eindigen op ch. 
Daarna oefen je met woorden die eindigen op cht. 

Slide 1 - Diapositive

opdracht 1. 
De woorden hierna eindigen op ch. Lees de woorden hardop

Pech - kuch - joch - noch 
zich - toch - lach - glimlach

Slide 2 - Diapositive

de uitspraak van de ch 
de woorden in opdracht 1 eindigen op ch. 
de klinker die ervoor staat is een korte klinker. Zoals in pech. 
je hoort de ch-klank ook duidelijk. 
de ch klinkt anders dan de g. de ch klinkt iets harder. 

Slide 3 - Diapositive

opdracht 2
de woorden hierna eindigen op cht. Lees de woorden hardop. 

aandacht - vrucht - fietstocht - recht 
klacht - cameratoezicht - gerecht - Utrecht 
baklucht - echt - gevecht - krijgsmacht 
vlucht - Elfstedentocht - nacht - gezocht 
overgewicht - regelrecht - zacht - wandeltocht

Slide 4 - Diapositive

opdracht 3
Vul in elke zin een woord in. 
Gebruik de woorden van opdracht 2. 

Slide 5 - Diapositive

Door _____ voelen veel mensen zich veiliger.

Slide 6 - Question ouverte

de kok maakt een heerlijk ________.

Slide 7 - Question ouverte

Uit de oven komt een heerlijke _______.

Slide 8 - Question ouverte

Je moet er meer ______ aan besteden

Slide 9 - Question ouverte

Een banaan is krom, een komkommer is meestal ________

Slide 10 - Question ouverte

de stad _____ ligt in het midden van het land.

Slide 11 - Question ouverte

woorden met cht aan het einde
De woorden in opdracht 2 en 3 eindigen op cht. 
De klinker die ervoor staat is (bijna) altijd een korte klinker. 
Zet je deze woorden in het meervoud?
dan krijgen deze woorden -en erachter. (nachten, vluchten) 
verdeel je deze woorden in lettergrepen? 
dan komt het afbreekstreepje tussen de ch en de t (nach-ten) 

Slide 12 - Diapositive

wat is het meervoud van:
de kracht

Slide 13 - Question ouverte

wat is het meervoud van:
de zweetlucht

Slide 14 - Question ouverte

wat is het meervoud van:
de plicht

Slide 15 - Question ouverte

wat is het meervoud van:
de achternicht

Slide 16 - Question ouverte

wat is het meervoud van:
de wandeltocht

Slide 17 - Question ouverte

wat is het meervoud van:
het verkeerslicht

Slide 18 - Question ouverte

verdeel het woord in lettergrepen
vlechten

Slide 19 - Question ouverte

verdeel het woord in lettergrepen
krachten

Slide 20 - Question ouverte

verdeel het woord in lettergrepen
plichten

Slide 21 - Question ouverte

verdeel het woord in lettergrepen
rechten

Slide 22 - Question ouverte

verdeel het woord in lettergrepen
tochten

Slide 23 - Question ouverte

verdeel het woord in lettergrepen
knechten

Slide 24 - Question ouverte

opdracht 6
schrijf je een -cht of een -gt 

Slide 25 - Diapositive

zor
A
-cht
B
-gt

Slide 26 - Quiz

ni
A
-cht
B
-gt

Slide 27 - Quiz

kra
A
-cht
B
-gt

Slide 28 - Quiz

achtervol
A
-cht
B
-gt

Slide 29 - Quiz

drei
A
-cht
B
-gt

Slide 30 - Quiz

wee
A
-cht
B
-gt

Slide 31 - Quiz

ko
A
-cht
B
-gt

Slide 32 - Quiz

ma
A
-cht
B
-gt

Slide 33 - Quiz

e
A
-cht
B
-gt

Slide 34 - Quiz

vle
A
-cht
B
-gt

Slide 35 - Quiz

krij
A
-cht
B
-gt

Slide 36 - Quiz