Grammatica Hoofdstuk 7

Werkwoordsvormen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordsvormen

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
Vorige 2 lessen: hst 5/6, nu Hst 7 over werkwoordsvormen:
Korte intro werkwoordsvormen
Oefenen
Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Kenmerken en functie van ww in een zin
bepalen wat de werkwoorden zin
bepalen welke werkwoordsvorm het is 
zelf een voorbeeldzin maken 

Slide 3 - Diapositive

Kenmerken werkwoord
Geeft de 'werking' in een zin in: dat wat er gebeurt in een zin 
zogenaamde 'doe' woorden
heeft verschillende vormen

Slide 4 - Diapositive

onvoltooid tegenwoordige tijd 
onvoltooid verleden tijd
voltooid tegenwoordige tijd
voltooid verleden tijd
onvoltooid tt toekomende tijd
onvoltooid verleden toek. tijd
voltooid tt toekomende tijd
voltooid verleden toek. tijd
check blz 30 
ik ren
ik rende
ik heb gerend
ik had gerend
ik zal rennen
ik zou rennen
ik zal rennen
ik zou hebben gerend

Slide 5 - Diapositive

Nog andere werkwoordsvormen

Infinitief (hele werkwoord): rennen, roepen, denken etc.
Voltooid deelwoord: gerend, geroepen, gedacht etc.
Onvoltooid deelwoord: rennend, roepend, denkend etc.

Slide 6 - Diapositive

Bedrijvend versus lijdende vorm
Bedrijvend = actief= hij slaat de hond
Lijdend = passief= de hond wordt geslagen

Slide 7 - Diapositive

Werkwoordsvormen 'de wijs'
Aantonende wijs (toont feiten/handelen aan): ik ren hard
Gebiedende wijs (een gebod, of opdracht): ren hard weg! 
Aanvoegende wijs (geeft een wens aan): het ga je goed! 

Slide 8 - Diapositive

Oefenen!
Pak je telefoon en doe mee

Slide 9 - Diapositive

In welke vorm is de volgende zin geschreven:
Het ga je goed!
A
Aantonende wijs
B
Gebiedende wijs
C
Aanvoegende wijs

Slide 10 - Quiz

In welke vorm is de volgende zin geschreven:
Kappen nou!
A
Aantonende wijs
B
Gebiedende wijs
C
Aanvoegende wijs

Slide 11 - Quiz


Van welke werkwoordsvorm is er sprake in de volgende zin (dikgedrukte woord)
 Gillend renden zij door de gang 
A
infinitief (hele werkwoord)
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz


Van welke werkwoordsvorm is er sprake in de volgende zin (dikgedrukte woord)
 Ik zou wel willen slapen 
A
infinitief (hele werkwoord)
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz


Van welke werkwoordsvorm is er sprake in de volgende zin (dikgedrukte woord)
 Vannacht heb ik echt niet genoeg geslapen. 
A
infinitief (hele werkwoord)
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz


Van welke werkwoordsvorm is er sprake in de volgende zin (dikgedrukte woord)
 Met redeneren alleen, haal je geen tien op je PTO.
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz


In welke werkwoord tijd staat de volgende zin? 

 Met redeneren alleen, haal je geen tien op je PTO.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid verleden tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 16 - Quiz


In welke werkwoord tijd staat de volgende zin? 

 Had ik maar langer geslapen vanochtend. 
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid verleden tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 17 - Quiz


In welke werkwoord tijd staat de volgende zin? 

 Ik heb het je nog gezegd: leer je huiswerk goed!
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid verleden tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 18 - Quiz

Zet deze zin in passieve vorm:
Hij kiest een cadeau voor de jarige.

Slide 19 - Question ouverte

Zet deze zin in de actieve vorm:
De Tweede Kamer wordt door Nederlanders gekozen

Slide 20 - Question ouverte

Maak een zin in voltooid verleden tijd met het werkwoord 'geven'

Slide 21 - Question ouverte

Maak een zin in voltooid verleden toekomende tijd met het werkwoord 'gaan'

Slide 22 - Question ouverte

Huiswerk (veel!) voor vrijdag 
Maken hst 7
vragen 1, 2, 3,  4, 6, 7, 8

Slide 23 - Diapositive