HST 5 herhaling

HST 5 herhaling
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

HST 5 herhaling

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitamines en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In onze voeding zitten voedingsstoffen. Sommige voedingsstoffen leveren energie, andere voedingsstoffen leveren geen energie. Welk van de volgende rijtjes voedingsstoffen bevatten uitsluitend energieleverende voedingsstoffen?
A
Alcohol, koolhydraten en vitamines
B
Alcohol, vetten en eiwitten
C
Eiwitten, koolhydraten en mineralen
D
Mineralen, vetten en water

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze voedingsstoffen zijn bouwstoffen
A
Alle voedingsstoffen
B
Water, mineralen eiwitten en vitaminen
C
Koolhydraten, vetten eiwitten en vitaminen
D
Alleen koolhydraten en vetten

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn geen voedingsstoffen?
A
Koolhydraten
B
Water
C
Mineralen
D
Vezels

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn essentiële vetzuren
A
Vetten die je lichaam nodig heeft en niet zelf kan maken
B
Verkeerde vetten
C
Vetten die je uit essentiële voedingsstoffen haalt
D
Goede vetten

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan je lever van niet-essentiële aminozuren essentiële aminozuren maken?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voedingsstoffen
We kunnen voedingstoffen ook indelen naar de soort stoffen.
Eiwitten dienen vooral als bouwstof, maar kunnen ook als brandstof gebruikt worden. Eiwitten zijn geen reservestof. Ze worden dus niet in het lichaam opgeslagen.
Koolhydraten dienen vooral als brandstof, maar kunnen ook als bouwstof en reservestof gebruikt worden.  
Vetten dienen vooral als brandstof en reservestof, maar kunnen ook als bouwstof worden gebruikt. Vetten kunnen worden opgeslagen.  
Water is een belangrijke bouwstof en wordt gebruikt voor het transporteren van stoffen.  
Mineralen (zouten) vervullen in het lichaam vooral de functie van bouwstof en beschermende stof.
 Vitaminen vervullen in het lichaam vooral de functie van beschermende stof en bouwstof.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Essentiële aminozuren kan het lichaam zelf niet aanmaken. 





Niet-essentiële aminozuren kan het lichaam zelf wel aanmaken.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is ATP?
A
een enzym dat betrokken is bij de aerobe dissimilatie
B
een receptor die de cel aanzet tot de verbranding van meer glucose
C
een chemische energiedrager voor de meeste processen in de cel

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe komt je cel aan ATP?
A
Glucose wordt omgezet in ATP in de mitochondriën
B
Glucose wordt omgezet in P, en die wordt aan ADP gekoppeld
C
Glucose wordt eerst gedissimileerd, en dan wordt glucose omgezet in ATP
D
Glucose wordt gedissimileerd en met de energie daarvan wordt P gekoppeld aan ADP.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stoffen zijn onderdeel van je fosfaataccu?
A
ADP
B
glucose
C
ATP
D
ATP + CP

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer je gaat hardlopen en je fosfaataccu is leeg, op welk energieleverend proces ga je dan over?
A
anaerobe dissimilatie
B
aerobe dissimilatie

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar vindt de anaerobe dissimilatie plaats?
A
Grondplasma
B
Mitochondrium
C
Grondplasma en mitochondrium
D
Buiten de cel, in het grondplasma en mitochondrium

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de energieopbrengst van anaerobe dissimilatie?
A
2 ATP
B
Geen ATP
C
4 ATP
D
36 ATP

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het eindproduct van anaerobe dissimilatie?
A
Melkzuur
B
Koolstofdioxide
C
Water
D
Alcohol

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke vorm van anaerobe dissimilatie ontstaat ook CO2 ?

A
Alcoholgisting
B
Melkzuurgisting

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer doet een plant aan aerobe dissimilatie?
A
Als er licht is
B
vanaf 12:00 uur 's middags
C
Altijd
D
Als het donker is

Slide 18 - Quiz

Een plant doet 24/7 aan dissimilatie, maar alleen als er licht is aan assimilatie. 
In welk celonderdeel vindt aerobe dissimilatie plaats?
A
Chloroplast
B
Mitochondrium
C
Cytoplasma
D
Celkern

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de eindproducten bij de aerobe dissimilatie?
A
zuurstof en glucose
B
koolstofdioxide en melkzuur
C
koolstofdioxide en water
D
koolstofdioxide en alcohol

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aerobe dissimilatie is.....
A
Met zuurstof
B
Zonder zuurstof

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

aerobe dissimilatie maakt zoveel ATP aan:
A
2
B
32
C
36
D
38

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bewering over dissimilatie is juist?
1. bij aerobe dissimilatie van 1 gram vetten ontstaat meer ATP dan bij aerobe dissimilatie van glucose
2. bij anaerobe dissimilatie van 1 gram glucose ontstaat meer CO2 dan bij aerobe dissimilatie van 1 gram glucose
A
beide juist
B
beide onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer een plant aan fotosynthese doet, maakt de plant glucose. Dat is de brutoproductie. Hoe bereken je de nettoproductie?
A
Netto = bruto - hoeveelheid fotosynthese
B
Netto = fotosynthese - hoeveelheid dissimilatie
C
Netto = fotosynthese - brutoproductie
D
Netto = dissimilatie - fotosynthese

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling:
Zetmeel is een voorbeeld van voortgezette assimilatie en wordt vervoerd door de bastvaten.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is fotosynthese een voorbeeld van assimilatie?
Is verbranding een voorbeeld van assimilatie?
A
Fotosynthese wel, verbranding niet
B
Verbranding wel, fotosynthese niet
C
Beide zijn voorbeelden van assimilatie
D
Beide zijn geen voorbeeld van assimilatie

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is voortgezette assimilatie?
A
Het maken van glucose uit eiwitten, vetten en koolhydraten
B
Het maken van eiwitten, vetten en koolhydraten uit glucose
C
Het omzetten van H2O en CO2 in C6H12O6
D
Het opbouwen van complexen anorganische stoffen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alleen dieren doen aan voortgezette assimilatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan slag!
Maken examentraining hst 5

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions