bijwoord grammaire A ch 2 4v

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

On va faire un petit quiz :) 

Slide 10 - Diapositive

1. Welk bijwoord bestaat niet?
A
bien
B
sportivement
C
gentiment
D
heureuxment

Slide 11 - Quiz

2. Les enfants courent rapidement.
het bijwoord zegt iets over...
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord.

Slide 12 - Quiz

3. Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxement
C
doucement
D
douxment

Slide 13 - Quiz

4. Waar zegt een bijwoord iets over:
A
hele zin, werkwoord en zelfstandig naamwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord en bijvoeglijk naamwoord.
C
lidwoord, onderwerp en ander bijwoord.
D
persoonlijk voornaamwoord en werkwoord

Slide 14 - Quiz

5. Wat is het bijwoord van bon?
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 15 - Quiz

6. J'ai une chaise confortable
(confortable)
Is dat een.... of een .....
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

7. J'ai bien compris cet exercice
(bien)
Is dat een .... of een ......
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

8. Naturellement, il se lave tous les jours
Het bijwoord zegt iets over.....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 18 - Quiz

9. Ces chaussures sont extrémements chères
Het bijwoord zegt iets over .....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 19 - Quiz

10. Elle parle lentement
Vul aan: een bijwoord zegt iets over een :
A
werkwoord
B
persoon

Slide 20 - Quiz

11. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: facile -->

Slide 21 - Question ouverte

12. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: exact

Slide 22 - Question ouverte

13. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: définitif

Slide 23 - Question ouverte

14. Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: bon

Slide 24 - Question ouverte

Sac de téléphone
1.Loes                                       11. Amélie
2.Sven                                      12. Tatum
3.Marissa                                 13. Thijs
4.Lucas                                      14. Mila
5.Danique                                 15. Ruben
6.Denise                                     16. Rosalie
7.Rick                                           17. Nina
8.Emma                                      18. Florian
9.Tessa                                         19. Neele
10.Jort

Slide 25 - Diapositive

Instructions 
Pâge 53
  • Faire exercice 9 
  • Gebruik de theorie over l'adverbe 
  • Klaar?  Exercice 10 A 

In stilte! 
timer
10:00

Slide 26 - Diapositive

Correction exercice 9
Exercice 9a
1 een werkwoord
2 een bijvoeglijk naamwoord
3 een zelfstandig naamwoord
4 een hele zin
5 een bijvoeglijk naamwoord

Exercice 9b
B, F, G, H

Slide 27 - Diapositive

Correction 
Exercice 9c
1 facilement                       5 gravement
2 exactement                    6 définitivement
3 poliment                          7 courageusement
4 absolument                    8 certainement

Slide 28 - Diapositive

Instructions 
Pâge 54
  • Faire exercice 10 A,B 
  • Gebruik de theorie over l'adverbe 
  • Klaar?  Exercice 10 C

In stilte! 
timer
5:00

Slide 29 - Diapositive

Correction
Exercice 10a
1 tranquillement
2 vraiment
3 constamment
4 Deuxièmement
5 directement
6 entièrement

Slide 30 - Diapositive

Correction

Exercice 10b
1 très
2 régulièrement
3 Normalement
4 Heureusement
5 souvent
6 trop

Slide 31 - Diapositive

Les devoirs 

  • Leren vocalijst A : F-N op pâge 82
  • Maken exercice 10 

Slide 32 - Diapositive