H4: bijwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Bijwoord

C'est un bon policier. (bon)

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

J'ai bien compris cet exercice. (bien)

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Cette voiture roule très vite. (vite)

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

J'ai un fauteuil confortable. (confortable)

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Je suis assis confortablement dans mon fauteuil. (confortablement)

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Les enfants courent rapidement.

Het bijwoord zegt iets over....

1. een zin
2. een werkwoord
3. een bijvoeglijk naamwoord
4. een ander bijwoord

Naturellement, il se lave tous les jours.

Het bijwoord zegt iets over....

1. een zin
2. een werkwoord
3. een bijvoeglijk naamwoord
4. een ander bijwoord

Ces chaussures sont extrêmement chères.

Het bijwoord zegt iets over....

1. een zin
2. een werkwoord
3. een bijvoeglijk naamwoord
4. een ander bijwoord

Hoe maak je van een bijvoeglijk naamwoord een bijwoord?

Wat doe je wanneer het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker eindigt zoals 'exact'.

Wat is het bijwoord van: lent?

Wat is het bijwoord van 'vrai'?

Wat is het bijwoord van 'heureux'?

Wat is het bijwoord van 'doux'?

Wat is het bijwoord van 'bon'?

Wat is het bijwoord van 'mauvais'?

H4: corrige les exercices 11A+B (réponses sur Classroom). Après tu vas faire ex. 12+13

A4: corrige les exercices 11A+B (réponses sur Classroom). Après tu choisis ex