Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Slide 8 - Diapositive
Regel van het 't ex- kofschip
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
't ex kofschip
De regel is dus:
1. Hele werkwoord - en
2. Zit de laatste letter in 't ex kofschip?
3. ja=t en nee=d
VB: durven-en=durv, de 'v' zit er niet in, dus durfde(n)/gedurfd
LET OP!! DEZE REGEL GEBRUIK JE ALLEEN IN DE VT EN BIJ HET VD!!!
Slide 11 - Diapositive
Tegenwoordige en verleden tijd
Als een werkwoord in de 'tegenwoordige tijd' staat, dan weet je dat het nu (en soms ook in de toekomst) gebeurt.
Als een werkwoord in de 'verleden tijd' staat, dan weet je dat het al gebeurd is.
Even oefenen...
Slide 12 - Diapositive
Oefenen werkwoorden in de tt
Geef steeds van het volgende werkwoord de stam (ik-vorm) in de tegenwoordige tijd.
Laten we beginnen!
Slide 13 - Diapositive
lopen wandelen gaan
Slide 14 - Question ouverte
schrijven zijn verven
Slide 15 - Question ouverte
Oefenen werkwoorden in de vt
Geef steeds van de volgende werkwoorden de ik- vorm in de verleden tijd.
Laten we weer beginnen!
Slide 16 - Diapositive
computeren lachen kijken
Slide 17 - Question ouverte
eten zitten drinken
Slide 18 - Question ouverte
Zinnen in de tt en vt
Hoe kan je zien dat een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat?
Let op: het heeft met de persoonsvorm te maken.
We gaan oefenen. Geef van de volgende zinnen aan of ze in de tt of de vt staan. Kijk goed naar de persoonsvorm.
Slide 19 - Diapositive
Mijn vader praat elke dag met zijn goudvis.
A
tt
B
vt
Slide 20 - Quiz
De kok maakte vanochtend een lekkere omelet.
A
tt
B
vt
Slide 21 - Quiz
Weet jij wanneer we vrij zijn?
A
tt
B
vt
Slide 22 - Quiz
De zin van tijd veranderen
Je kan natuurlijk ook zelf een zin van tijd veranderen. Op deze manier kan je immers ook de persoonsvorm vinden. Soms gaat dat makkelijk en soms is dat wat lastiger.