1.2 De winkelier wil winst

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 2

1.2 De winkelier wil winst

Herhaling vorige paragraaf

Bedrijfskolom

Toegevoegde waarde

Productiefactoren

Investeren

Afschrijving

Wat zie je op de afbeelding?

1. Afzet
2. Bedrijfskolom
3. Productiefactoren
4. Kapitaalgoederen

Door elke bewerking krijgt een product meer waarde.
Hoe noem je dit?

Er zijn drie productiefactoren. Welke hoort er NIET bij

1. Natuur
2. Vervoer
3. Arbeid
4. Kapitaal

Een ondernemer doet dit om meer, beter of goedkoper te kunnen produceren.

1. Samenwerken
2. Verbouwen
3. Investeren
4. Bemoeien

Leerdoelen

Aan het einde van deze cursus

• weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent.
• kun je de brutowinst berekenen.

Afzet = Hoeveel producten

Verkoopprijs = Voor hoeveel geld wordt iets verkocht

Omzet = Hoeveel geld er wordt verdiend

Je verkoopt 340 broden voor €2,80 per stuk.
Vul in: Afzet, verkoopprijs, omzet

De omzet van de chocolademelk is dus €51.

De inkoopwaarde was €18.

Bereken de brutowinst.

Het is koud en je verkoopt warme chocolademelk. Aan het einde van de dag heb je 34 bekertjes verkocht voor €1,50 per stuk. Wat is de omzet?

Aan het werk

Maken:

 1.2 De winkelier wil winst.

Opdrachten 1 t/m 6

1.2 De winkelier wil winst

Afzet = Hoeveel producten

Verkoopprijs = Voor hoeveel geld wordt iets verkocht

Omzet = Hoeveel geld er wordt verdiend

Vorige les

afzet                    x         prijs                                  = omzet

                                x           €3,00                                 =   ?

Schrijf de volgende dingen over in je schrift.

Omzet bereken je zo

Afzet= Hoeveel is er verkocht

Verkoopprijs= Voor hoeveel geld wordt dit verkocht

Omzet= Het totale bedrag dat is verdiend

Afzet X Verkoopprijs = omzet

Brutowinst bereken je zo

Inkoopwaarde = Het totaalbedrag dat een winkel betaalt voor de inkoop van goederen.

Omzet = Het totale bedrag dat is verdiend.

Brutowinst = Verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde.

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Leerdoelen

Aan het einde van deze cursus

• weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent.
• kun je de brutowinst berekenen.
• weet je wat bedrijfskosten zijn en kun je er voorbeelden van geven.
• kun je de nettowinst berekenen.

Wat moest er bij het vraagteken staan?

omzet                         -                            inkoopwaarde     = brutowinst

€21,00                         -                            €1,00 x 7 ijsjes    =    ?

21

Wat moest er bij het vraagteken staan?

Wat voor kosten heb je 

nog meer?

Wat voor kosten heeft een bedrijf nog meer, naast inkoopkosten?

Bedrijfskosten

Kosten om je winkel te laten functioneren zoals:

- Huur

- Loon 

- Stroom 

- Reclame

Nettowinst bereken je zo:

Brutowinst = Verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde.

Bedrijfskosten = Kosten om een winkel te laten functioneren.

Nettowinst = De winst die overblijft nadat de kosten eraf zijn gehaald.

Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst

Een nieuwe auto kost €33.000. Je hebt als bedrijf 15 auto's verkocht. Wat is de omzet?

De omzet is dus €495.000. De inkoopprijs van de auto's was €6.000 per auto (15 stuks).
Wat is de brutowinst? Bereken eerst de inkoopwaarde.

De bedrijfskosten van het bedrijf zijn €105.000,-. Wat is de nettowinst?

Aan het werk

Maken:

 1.2 De winkelier wil winst.

Opdrachten 5 t/m 12

Wat gaan we doen?

Nakijken paragraaf 1.2 opdracht 1 t/m 4 

Uitleg Nettowinst