Les 1.1

Les 1 Economie
VWO 4
Economie Integraal 1

Welkom!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 1 Economie
VWO 4
Economie Integraal 1

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Even voorstellen
Bastiaan Beintema
31 jaar
Hindeloopen
Voetbal, fitness

Slide 2 - Diapositive

Mijn favoriete hobby is:

Slide 3 - Carte mentale

VWO 4 Economie
  • Leeropgavenboek 1 Economie Integraal
  • Schrift voor uitwerkingen
  • Toetsweek 1: Hoofdstuk 1
  • Toetsweek 2: Hoofdstuk 2
  • Toetsweek 3: Hoofdstuk 3
  • Tussen T3 en T4: Hoofdstuk 4
  • Toetsweek 4: Hoofdstuk 2 t/m 4 (SE) = mogelijke herkansing
  • Toetsweek 5: Hoofdstuk 5 en 6 (SE)


Slide 4 - Diapositive

Wat voor lessen kan je van mij verwachten?
  • Zoveel mogelijk (huis)werk tijdens de lessen
  • Afwisseling in werkvormen
  • Duidelijk communicatie over wat je kan verwachten op een toets
  • Tijdig beginnen met herhalen voor een toets
  • Sta altijd open voor feedback en onderbouwde meningen
  • Delen van de PowerPointpresentaties en andere informatie via its-learning
  • Maandag theorie, dinsdag aan het werk.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Hoofdstuk 1: Schaarste en welvaart

Slide 7 - Diapositive

Wat bedoelen we met welvaart?

Slide 8 - Carte mentale

Wat bedoelen we met schaarste?

Slide 9 - Carte mentale

Verschil tussen inkomen en welvaart?
Inkomen zegt iets over hoeveel een mens verdiend. 
Welvaart zegt iets over in hoeverre een mens zichzelf kan voorzien in zijn behoeften.

Stel iemand verdiend in een ander land dubbel zoveel inkomen. Maar de producten in dat land zijn driemaal zo duur.
De ene persoon verdiend minder maar kan toch een hogere welvaart hebben.

Slide 10 - Diapositive

Vergelijken van inkomens en welvaart
Om tussen landen eerlijke vergelijkingen te maken hebben we naast het inkomen nog iets nodig?

Het gemiddelde prijspeil per land. 
Zo kan je een eerlijke vergelijking maken.
En het reële inkomen berekenen oftewel de koopkracht.

Slide 11 - Diapositive

Hoe berekenen we het reëel inkomen?
Indexcijfers:
Basisjaar = 100
102 = + 2%
104,3 =  + 4,3%
97,5 = -2,5%

Slide 12 - Diapositive

Het indexcijfer is 114,5
Wat is de procentuele verandering?

Slide 13 - Question ouverte

Het indexcijfer is 94,5.
Wat is de procentuele verandering?

Slide 14 - Question ouverte

Bereken het nominale inkomen:
Het inkomen van Jelmer is van 15.000 gestegen naar 22.000.
Hoe bereken je verandering in indexcijfers? 
(nieuw / oud) x 100 

(22.000 / 15.000) x 100 = 146,7

Slide 15 - Diapositive

Bereken het indexcijfer van het nominale inkomen.
Het oude inkomen was 60.000 en dit is gestegen naar 70.000

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het prijsindexcijfer.
De prijzen van boodschappen zijn met 11% gestegen.

Slide 17 - Question ouverte

Tot morgen!

Slide 18 - Diapositive

Hoe berekenen we het reële inkomen?
Reëel inkomen = het nominale inkomen gecorrigeerd met de prijsverandering. Oftewel wat ga je er ECHT op vooruit of achteruit!

Slide 19 - Diapositive

Reëel indexcijfer?
Nominaal indexcijfer = 116,7
Prijsindexcijfer = 111

Slide 20 - Diapositive

Reëel indexcijfer?
Nominaal indexcijfer = 116,7
Prijsindexcijfer = 111
Reëel indexcijfer = (116,7 / 111) x 100 = 105,1
Wat zegt dit?

Slide 21 - Diapositive

Bereken het reëel inkomen
Gemiddeld stijgen de prijzen met 2% per jaar. 
Wat is het prijs indexcijfer na 5 jaar ?
100 x (1,02)^5 = 110,4





Slide 22 - Diapositive

Wat is het indexcijfer.
Gemiddeld stijgen de prijzen met 2,5%. Wat is het indexcijfer na 10 jaar?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het reëel inkomen?
Het nominaal inkomen is met 18% gestegen.

Slide 24 - Question ouverte

Rekenen met indexcijfers!
Blz. 8 t/m 14
Vraag 1.1 t/m 1.6 
Indexcijfers:
Basisjaar = 100
102 = + 2%
104,3 = + 4,3%
97,5 = -2,5%
Indexcijfer = (nieuw / oud) x 100 

Slide 25 - Diapositive